1087
dat hij de tucht langs opvoedkundigen weg ingang doet vinden-
En verder zij allen, die door een verwaarloosde jeugd, in een
soort van moreele vagabondage grootgebracht, zich slechts om
hunnne „rechten" het hoofd braken en nimmer van hun plicht-
als iets goeds, iets heiligs hoorden reppen, zullen door de huidige
toepassing der tucht evenmin tot bruikbare militairen te vormen
zijn. De geest die in den man woont moet hem aansporen zijn
plicht als soldaat te vervullen. Dwang en blind gezag zijn hem,
daarvoor is hij Nederlander, een gruwel. De krijgstucht wordt
trouwens voor het leger zelf een tweesnijdend zwaard, wanneer
men dit bij hare toepassing niet begrijpt, want aan den eenen kant
kweekt zij dan verzet, aan den anderen kant doodt zij dan, met
's mans individualiteit, ook zijn initiatief en zelfstandigheid van
karakter, daarmede elke impuls tot het verrichten van de daad.
De voorwaarde, steeds orde en gezag te moeten bewaren, brengt
de noodzakelijkheid mede, den troepenofficier dit zwaard in han
den te geven. Hij moet het dus kunnen hanteeren. Verstaat
hij deze kunst niet, dan is hij oorzaak van onnoemelijk veel
moreele schade, en mitsdien ongeschikt voor zijn taak. Niet
meer dan billijk is het dan ook, dat men hem hiernaar beoordeelt,
want zonder dit zal men nimmer een zuivere meening over hem
kunnen verkrijgen. Naast de voorwaarde: Ortle en gezag te
handhaven niet behulp van tucht, moet daarom deze worden ge
steld: Mensch- en oordeelkundige toepassing der tucht.
Wat wij hier zoo in een paar woorden als eischen boekstaven,
is niet zoo gemakkelijk in practijk te brengen als men, opper
vlakkig beschouwd, wel zou denken. De tegenwoordige officiers
opleiding meent zich nog steeds te kunnen bepalen tot enkel
verstandelijke ontwikkeling; maar wanneer men nog eenmaal
zal hebben ingezien, hoe schromelijk eenzijdig een dergelijke vor
ming is voor menschen, die later geroepen worden om mannen
van allerlei richting en stand te leeren, te leiden en te bescher
men, daarbij tevens onder hen orde en gezag te handhaven in
de meest moeielijke oogenblikken des levens, in de schaduw des
doods, dan zal tevens het oogenblik gekomen zijn om de breedte
der kloof te schatten, die ons nu nog van eene rationeele hand
having der tucht scheidt. Want, wij willen er hier slechts met
een enkel woord op wijzen, dat hij, die naar de beginselen der