1091 - dit beleid vordert: de vrije beschikking over het denkvermo gen het tot rust brengen van alle gemoedsaandoeningen, welke tot handelingen zouden kunnen vervoeren zonder stuur van wil; de kracht van den man van karakter, die weet dat het ver vullen van zijn plicht nu vooral hem dwingt tot zedelijk moedsbetoon in één woord, het vordert: yielfbelieersclniig in hachelijke momenten. Wij noemden het zooeven een wanbegrip, te meenen dat zon der tuchtmiddelen nooit of te nimmer orde en gezag te hand haven zijn. Het zal slechts afhangen, eensdeels van den meer dere, hoe deze de opvoeding van het denk- en gevoelvermogen zijner ondergeschikten weet toe te passen, anderdeels van den mindere, in hoeverre hij voor deze vorming vatbaar is, of er meer, minder of in het geheel niet bij het verrichten van den dienst behoeft te worden bestraft. Daar nu de te beoordeelen officier bij zijn optreden zoowel meerdere als mindere is, moet men hem dus niet alleen als superieur gadeslaan, maar heeft men hem ook nog als inferieur te dezen opzichte te schatten. De vraag welke de chef zich ook te stellen heeft is deze, of het plichtsbesef van den onder hem dienenden officier dermate vol doende ontwikkeld is, dat deze, alleen hierdoor geleid, den hem aangewezen weg zelfstandig kan bewandelen. Indien op deze vraag een ontkennend antwoord zou moeten volgen, is daar mede gezegd, dat de officier in queastie zich het vertrouwen, hetwelk zijn chef in hem moet kunnen stellen, niet geheel waar dig toont, en voor hem derhalve de aanwending der tuchtmid delen nog noodzakelijk is. Dit laatste is nu, op zich zelf beschouwd, niet als eene zoo bijzondere verschrikkelijkheid te beschouwen, in aanmerking genomen de menschelijke onvolmaaktheid waar aan ieder onzer lijdt en waarvan ook de hier gekozen beoor deelde zich niet zal kunnen vrij maken. Toch moet de rubriek welke we nu op het oog hebben en straks zullen noemen met groote nauwgezetheid worden ingevuld, wil men er van op de hoogte komen, in icelke mate de noodzakelijkheid der tuchtmid delen zich gevoelen doet. Aangezien hiernaar de graad van plichtsbesef kan worden gemeten, en dit besef wel tot een van de voornaamste factoren gerekend kan worden die den goeden en geregelden gang van den dienst waarborgen, moet men er

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 477