1095 ■disciplinaire straf, spreekt het wel vanzelf, dat wij goed begrepen •dienen te worden omtrent onze definitie van controle. Zoodra zij noodig is, moet de beoordeelaar dwang en straf bezigen om tor plichtsvervulling te brengen; dit, omdat zijne leiding, na vooraf al het mogelijke te hebben beproefd, onmachtig blijkt. Deze leiding van den chef bestaat, behalve uit de reeds besproken opvoeding van het denk- en gevoelvermogen, uit het mensch- en oordeelkundig verhuizen der individualiteit en het wilvermogen van den onder geschikte naar het doel waarvoor de troepenofficier dient. Zij moet derhalve streven naar de ontwikkeling der zes door ons .genoemde individueele eigenschappen (Belangstelling voor den dienst, Zelfstandigheid, Besluitvaardigheid, Ondernemingsgeest, •Geschiktheid tot gehoorzamen en Durf om zijne meening te zeg gen) en tevens er op aansturen, het wilvermogen van den be trokken officier, voor zoover dit niet door het wekken van geest drift of het zich eigen maken van plichtsbesef geschieden kan, te versterken door aanwending der tuchtmiddelen: afkeuring, vermaning, berisping, bedreiging en onthouding van belooning. Wij gelooven niet mis te tasten in ons oordeel, wanneer we beweren dat een zoo opgevatte leiding voldoende krachtig zal werken, om, slechts op uitzonderingen na, het gansche officiers korps in het goede spoor te houden niet alleen, maar dit ook tot een zoodanige hoogte van plichtsbetrachting te kunnen bren gen, dat als regel elke disciplinaire straf kan worden gemist. Waar het hier alleen op aankomt, is de waarde, die men aan den beoordeelaar als leider zal kunnen toekennen. De eerste moet daarom ook in zijne hoedanigheid als laatste beoordeeld worden, en van en met den rang van kapitein en hooger moet derhalve ■een rubriek aanwezig zijn, waarin de mate van: Geschiktheid als leider zijner onderhebbende officieren kan worden ingevuld. Met deze laatste rubriek zijn we gekomen aan het einde onzer beschouwingen, betrekking hebbende op het beoordeelen der zede lijke waarde van den subalternen officier. Een enkel woord moe ten we nog wijden aan de vraag, hoe ten deze met hoofdofficieren dient te worden gehandeld 1). Wij meenen dat dit woord inder- 1) "Waar we hier van hoofdofficieren spreken, worden, mutatis mutandis, ook opper- -offioieren bedoeld.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 481