- 1097 terwijl de gansche wijze van oorlogvoering veel meer van het intellect en het moreel van den aanvoerder vordert dan voor heen. Het eerste maakt het voor den commandant wenschelijk, <lat hij een in alle opzichten deugdelijk, dus niet te oud paard berijdt; het tweede wil, dat die commandant dit paard kan be- heerschen, zonder zijne gedachten te laten afleiden van het •eigenlijke doel: de aanvoering van den troep. Wij meenen dus in onze eischen niet overdreven te zijn, wanneer we voor de geschiktheid tot hoofdofficier wenschen, dat de beoordeelde in •den vollen zin van het woord „ruiter" kan worden genoemd, en men met uitdrukkingen als: voldoende, e.d. niet meer moet vol staan. Zonder hier het afleggen van bepaalde proeven te willen .aanbevelen, dunkt het ons toch wel noodig, den Afdeelingscom- mandant voor te schrijven, bij zijneleiding ook dit deel der zaak met ernst onder de aandacht te houden, en geen hoofdofficier de geschiktheid voor bevordering te verleenen, die ter wille van de een of andere nuk van zijn rijdier de troepenleiding geheel •of ten deele verwaarloozen moet. Het zonder moeite nemen van kleine hindernissen en een behoorlijke zit bij alle gangen, ook in ren, achten wij voor elk aanvoerder van gecombineerde troepen een eisch, waarmede niet te transigeeren valt. Wanneer hieraan thans maar weinigen kunnen voldoen, is dit nog geen bewijs van de niet-noodzakelijkheid. Wèl, om er naar te streven de •gelegenheid, om aan jonge subalterne officieren de rijkunst te leeren, zooveel mogelijk dus meer dan thans kosteloos open te stellen. Bij vorenstaande beschouwingen hadden we de eischen op het •oog, die men aan den troepenofficier moet stellen, als leider zijner rasgenooten, de Europeanen. Om vroeger ontvouwde redenen <1. M. T. 1903 no. 2) zal de opvoeding van inlanders, hoewel naar dezelfde beginselen opgevat, eenigszins gewijzigd moeten worden doorgevoerd, wijl zij in denken en handelen, door andere zeden en gewoonten beheerscht, nog niet in voldoende mate voor eene zuiver moreele vorming naar Westersche begrippen toegankelijk zijn. Daar circa 3/5 deel van het leger uit inlan ders bestaat, en de Indische troepenofficier zijn gezag dus nog veelvuldiger over hen dan over Europeanen moet laten gelden, schijnt het ons dringend noodzakelijk toe, voortaan eene ru-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 483