1100 De thans bestaande rubriek: Geschiktheid voor speciale be trekkingen, zou, indien men dit bepaald wilde, behouden kunnen blijven, hoewei wij voor ons hieraan geen overgroote beteeke- nis hechten. Als men gedurende eenige jaren de beoordelings lijsten ingevuld heeft in den geest zooals wij dit wenschen, zal elke autoriteit die over eene plaatsing in de een of andere betrekking te beslissen heeft voldoende gegevens vinden, om zelf zuiver te kunnen bepalen of deze of die persoon daarvoor de noodige geschiktheid bezit. De hulp van den korpscommandant hiervoor in te roepen, en op hem mitsdien de verantwoordelijkheid voor misvattingen te laden, komt ons geheel overbodig voor. Het. zelfde, maar met meer nadruk, meenen we te moeten zeggen omtrent de invulling van het „ja", „neen" of „nog niet". Er dient o. i. een einde aan te komen, om vrijwel aan één persoon den korpscommandant het lot van iemand in handen te geven. Zooals we reeds in den breede betoogden, voor de luitenants is dit niet zóó gevaarlijk, maar iets geheel anders maakt dit uit voor de kapiteins. Zij kunnen heden ongeschikt worden ver klaard voor eene betrekking, door iemand die wellicht gisteren maar juist op het kantje af zelf de geschiktheid daarvoor ver werven kon. Het is hier, alsof een pas aangesteld leeraar de bevoegdheid verkrijgt, om over de wel of niet geschiktheid tot leeraar van anderen te beslissen, en dit dan nog wel geheel zelf standig, zonder zich te behoeven storen aan, of voorlichting te mogen zoeken bij in commissie vereenigde leeraars. Wanneer we ons niet op een strict objectief en abstract standpunt wensch- ten te handhaven, we zouden menig historisch voorbeeld moeten noemen, waarbij het onbillijke, partijdige en stelsellooze van de tegenwoordige wijze van beoordeelen van kapiteins voor den rang van majoor in het volle licht treedt. Wij zullen ons echter in deze militaire chronique scandaleuse niet gaan verdiepen. Wel willen we de quaestie van eene andere zijde bezien en er de aan dacht op vestigen, hoe onrechtvaardig het is, een jong majoor, die nog alles in het werk heeft te stellen om voor zich zeiven in alle opzichten aan den hem toevertrouwden werkkring te voldoen, óók al dadelijk de volle zwaarte der moreele verantwoordelijk heid op de schouders te leggen, door van hem een beslist oordeel te vergen over mannen, die in opleiding, ervaring en levenswijs-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 486