1103 den auditeur-militair de zaak naar den krijgsraad verwijst, zoo als meermalen gebeurt. Om nu allen schijn van partijdigheid te- vermijden acht ik het juist, dat de plaatselijke commandant in de- genoemde gevallen geen zitting mag nemen in den krijgsraad,, ook gelet op de omstandigheid, dat in art. 37 R.L. o.m. verbo den is om hem, die in de zaak betrokken is of deswege een klacht heeft ingebracht, tot officier-commissaris in het gerech telijk onderzoek te benoemen. Aan de hier besproken beslissing van het Hof schijnt niet voldoende bekendheid te zijn gegeven, althans zag dat College- zich in een der door mij bedoelde sententies verplicht ander maal een vonnis van een krijgsraad te vernietigen op den zelfden grond. Mi. verdient het dan ook aanbeveling, ten einde verdere vergissingen te voorkomen, aan't slot van art. 32' G-. D. op te nemen: „de plaatselijke commandant echter alleen in 't geval, dat de zaak niet door hem naar den krijgsraad verwezen is. De tweede door mij bedoelde sententie behandelt eveneens eene ontwettige samenstelling van den krijgsraad. In dezen krijgsraad had nl. zitting genomen als president de hoofdoffi cier die toevallig de klacht had opgemaakt. Vermoedelijk deed zich hier het geval voor, bedoeld in Barre's- handleiding, waar hij, art. 37 R. L behandelende, zegt: „Hiermede „worden alleen bedoeld zij, die de zaak hebben aangebracht, doch „niet degene, die een door een ander ingebrachte klacht een voudig opgeschreven heeft, omdat de rapporteur niet de genoeg zame kennis bezat om die klacht in schrift te brengen". Men zij derhalve voorzichtig met het volgen van dergelijke conclusies, die hun grond niet ontleenen aan eenige wettelijke bepaling, of neergelegd zijn in een of andere sententie, 's Hofs beslissing komt mij juist voor, en daarom wil ik hare overwegingen hier aanhalen „dat uit art. 37 juncto 145 b, juncto 7 tot en met 11 van de Rechtspleging bij de Landmacht blijkt, dat al de zoodanigen, die in eene zaak van eenen beklaagde klachten hebben inge bracht, niet mogen zijn leden, dus ook niet president, van eenen krijgsraad over den beklaagde;

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 489