OPLEIDING VAN DEN JAVAANSCHEN SOLDAAT.
Met zeer veel instemming zullen tal van officieren het stukje
van „Menre" gelezen hebben, in afl. 7 van het I. M. T.over de
opleiding van den Javaan voor den strijd tegen den B.Y. (tegen
den I. Y. tevens).
Yele infanterieofficieren zullen menigmaal dezelfde gedachten
hebben voelen opkomen en in hunne omgeving dezelfde wenschen
hebben geuit.
Dikwijls, als bij eene oefening eenige inlandsche compagnieën
werden opgejaagd tegen een door den B.Y. bezette stelling, als
onder het gebulder der stukken en het knetteren der geweren
de officieren „fanatiek" voor hun troep sprongen, madjoe, ma-
djoe schreeuwend, en als de Javanen, trouw tot in den dood,
hen volgden met van strijdlust stralende oogen dikwijls heb
ik dan plotseling als onder een koude douche mijn vechtwoede
voelen bekoelen en is eene groote moedeloosheid over me geko
men bij het ontnuchterend besef: „er komt in werkelijkheid
toch niets van terecht; er komt toch niets van terecht, als de
snelvuurstukken der onzichtbare vijanden granaatkartetsen over
ons uitstrooien en hunne geweren een hagelbui van projectie
len om en door den troep doen heenslaan."
Als de Europeaan zich dan beklemd gevoelt, benauwd, tot stik-
kens toe benauwd, hoezeer moet dan niet de inlander onder den
indruk zijn van het geheimzinnige van zulk een doodenveld!
Dwing den Javaan niet te tirailleeren onder artillerie- en in-
fanterievuur, of aan te vallen onder een kogelregen (Menre),
maar laat hem vechten overeenkomstig zijn aard: sluipen, bekrui
pen, wegkruipen soms, als hij dit noodig vindt, en onnaspeur
lijk verdwijnen, om weer voor den dag te komen, als hij zijn slag
kan slaan.
Bewapen hem met karabijn en klewang, of is dit in strijd met
een dier groote tactische regelsmen zal den man niet met een