1117 minderwaardig wapen voor den vijand brengen, opdat hij zijn vertrouwen niet verlieze Geef den inlander, die vechten moet in Indische terreinen, dus bijna uitsluitend op de kleine afstanden, die geen benul heeft van dracht, trefkans of te verwachten trefferprocent (gelukkige kerelgeef dien inlander de keuze tusschen de lichte karabijn met klewang en het lompe geweer met bajonet en vraag hem, in welk wapen hij meer vertrouwen zal stellen. Leid den Javaan niet op volgens ons voorschrift, op Duitsche leest geschoeid; knel hem niet in het harnas van onze reglementen: men maakt er toch geen Europeesch soldaat van. Zet hem een helmhoed op, die 'm over de ooren zakt door het gewicht van een reusachtige zon, hang hem aan een geweer met bajonet, dat bijna tweemaal zoo groot is als de man zelf, laat hem op bloote voeten, als de tirailleurlinie stormt, meehuppelen over een pas gesneden padiveld hij zal nog steeds weinig lijken op den forschen, taaien Duitschen Gardist, met den vollen roodbaard onder de „Pickelhaube." Moeten we nog voortgaan met „groot mogendheidje spelen"; zal men den B.Y. slag leveren in brigade- of divisie verbandzal men wiskunstig berekenen, hoeveel decimeter één man in het gevechtsfront mag innemenzal men tot in tiende deelen nauw keurig met cijfers aangeven, hoeveel beneden nul zijn moreel is gedaald op het hedendaagsch gevechtsveld, of in procenten uit drukken, wanneer een troep is geschokt, een beetje ému, of finaal is uitgeput? Vele Indische officieren zullen blijven zeggen (of denken, als ze het niet zeggen): „met Javanen komt er toch niets van te recht", en als de aanvoerders zoo denken bij vr edesoefening en, dan zal het werkelijkheid worden in oorlogstijd. Laten de theoretici niet doof zijn voor de opmerkingen voor de angstkreten zou ik hier haast zeggen van practische troepenofficieren, als „Menre" er een blijkt te zijn. d. G.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 503