1129
en kosten verbonden aan het afnemen der examens aan
bedoelde officieren in die talenf 8 000
Onder af deeling 137. Kosten der admissie-examens voor
de Koninklijke Militaire Academie en de Cadettenschool,
passagegelden voor de jongelieden die tot deze inrichtingen
en van de onderofficieren die tot den Hoofdcursus te Kam
pen worden toegelaten, alsmede belooningen aan leeraren
van het middelbaar onderwijs, voor adviezen betreffende
de beoordeeling van het door de candidaten voor de Hoo-
gere Krijgsschool geleverd schriftelijk werk in de Fransche,
Duitsche, Engelsche en Maleische talen8 500
Onder af deeling 13S. Uitgaven voor expeditiën, troepen
te velde, excursiën, patrouilles, machtsvertoon en tijdelijke
garnizoenen, die hare omschrijving niet vinden in andere
posten der begrooting200 000
Onderaf deeling 139. Yoor tijdelijke uitbreiding van de
legerformatie750 000
Onderaf deeling 140. Yoor het nemen van eene proef
tot vorming van eene legerreserve in Nederlandsch-Indië. 3 000
Onderaf deeling 141. Bijdrage aan het weduwen- en wee-
zenfonds voor de officieren der landmacht in Nederlandsch-
Indië 300 C00
Onder af deeling 142. Onvoorziene uitgaven50 000
f 28 025 980
Artikel 2.
Wanneer het bedrag, uitgetrokken bij eene der onderafdeelingen 2, 3,
5, 6, 7, 9, 10, 11, 13 tot en met 19, 22 tot en met 36, 38 tot en met
42, 44 tot en met 55, 57 tot en met 70, 72 tot en met 85, 87 tot en
met 91, 93 tot en met 103, 105 tot en met 140, 143 tot en met 152
van het bij deze wet vastgestelde hoofdstuk ontoereikend wordt bevon
den, kan het, met inachtneming van art. 5 der Indische Comptabiliteits
wet (Staatsblad 1895 n°. 145 en 1903 n°. 172), verhoogd worden door
overschrijving uit de sommen, bij de betrokken afdeelingen voor onvoor
ziene uitgaven toegestaan.
Uit die sommen kan ook worden overgeschreven op de onderafdeelin
gen 20 en 43.
Uit onderaf deeling 139 kan worden overgeschreven op andere onder
afdeelingen, waarvan het bedrag onvoldoende blijkt tot bestrijding van de
uitgaven voor tijdelijke uitbreiding van de legerformatie.
Artikel 3.
De in den loop van het dienstjaar opkomende behoeften, welke niet in