1144 Intusschen was het kampement voltooid. De negorij Roemah Soal echter weigerde nog steeds ons te ontvangen, terwijl er van de opgelegde boete niets betaald werd. Wel kwamen deze Alfoeren eerst bij den posthouder en daarna bij den civielen gezaghebber te Piroe over de kwestie spreken (nl. het verbranden van de negorij Waesamoe), wel bekenden zij schuld, doch de boete betaalden zij niet en blijkbaar was hun doel om de zaak tot in het oneindige te rekken, waarom tot een tocht naar Roemah Soal werd besloten. Eene aankondiging werd verzonden, waarin onze grieven waren blootgelegd en onze eischen werden kenbaar gemaakt. Deze laatste waren le, een deel der boete betalen, bestaande uit damar, geweren en borden; 2e, toestaan, dat onze militaire macht de negorij bezocht. Toen hieraan geen gehoor werd gegeven, nam de tocht een aanvang. Wetende dat de negorij zeer moeilijk te bereiken was, en dat andere stammen haar zouden bijstaan, verzocht de militaire commandant van Piroe eene versterking. Aan den tocht zouden deelnemen 1. Het Piroe-detachement, sterk 2 luitenants, 2 hoornblazers en 62 bajonetten. 2. Een detachement van de mobiele colonne van Amboina, sterk 2 luitenants, 2 hoornblazers en 50 bajonetten. 3. De marinelandingsdivisie van Hr. Ms. „Ceram", sterk 1 luitenant, 1 hoornblazer en 19 bajonetten. Den 6en September omstreeks 12 uur scheepte zich het Piroe- detachement in aan boord van den gouv. stoomer „Arend", alwaar zich reeds bevonden de le luitenant W. Ruinen met 25 bajo netten van Amboina. Den 7en 's morgens om 10 uur kwamen wij te Lasahata op de Noordkust aan, 't beginpunt van onzen tocht. Deze negorij had op last van den civielen gezaghebber twee loodsen opgericht tot logies voor de troepen. In den loop van den dag kwam ook Hr. Ms. „Ceram" aan, die den 2e luitenant Vervloet en nog 25 bajonetten van Amboina ontscheepte. De landingsdivisie zou voorloopig aan boord blij ven. De troepen waren dus aanwezig, de vivres ook, maar koelies ontbraken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 530