1147 Wie deze personen zijn kan blijken uit het volgende: De Alfoeren van West-Ceram worden verdeeld in 3 stammen (saniri's), t.w. de Alfoeren van Sapalewa, Eti en Tala, aldus ge noemd naar de 3 groote rivieren in welker stroomgebieden zij wonen. Aan het hoofd van eiken stam staat een kapala saniri. Deze hebben tot standplaats Noniali, Eti en Kaibobo. Zij wor den door het gouvernement aangesteld, van wie zij eene uniform ontvangen van groen, rood of geel laken. Deze uniform bestaat uit een pantalon en een rok met vergulde knoopen. Tot hoofd deksel dient een muts van dezelfde stof met 3 punten (symbool der 3 rivieren). In de hand houden zij een drietand met zilve ren plaat en rijkswapen. Ten einde hunne bevelen te kunnen overbrengen naar de Alfoeren in het binnenland, worden zij in de uitvoering van hun ambt bijgestaan door 2 personen, die eveneens door het gouvernement worden aangesteld, nl. „pohon bandera" en „oedjong bandera". In het Tala-gebied heeft men er drie„oedjong badera, makoeressi en siwaleté". Zij zijn eigenlijk de boodschappers van den kapala saniri. De macht die deze menschen uitoefenen is echter zeer gering. Elke Alfoersche ne gorij heeft haar eigen hoofden en haar eigen priesters, „maoein" genaamd. Behalve deze hoofden heeft elke negorij nog een of meer andere, „alamanan" geheeten, dat beteekent woordvoer der. De lieden spreken door zijne mond, en hoe grooter zijn welsprekendheid is, des te meer invloed heeft hij; veelal is die invloed grooter dan die van het negorijhoofd. Keeren wij thans tot onzen tocht terug. De bevolking van Boeria was weigerachtig ons te ontvangen, uit vrees voor Roemah Soal. De Alfoeren van Roemah Soal toch hadden zich ergens in het dichte bosch opgesteld, waar konden wij niet zien. Na eenig onderhandelen en na bedreiging, dat wij ons met geweld toegang tot Boeria zouden verschaffen, namen de lieden van Boeria de bamboe-afsluiting weg. Roemah Soal liet intusschen door den alamanan van Boeria vragen, wat de militaire macht kwam doen, want zij hadden daarvan niets vernomen. Tot antwoord werden onze eischen hun nogmaals overgebracht, en toen zij uitvluchten zochten liet de commandant der excursie kortweg vragen of zij van plan waren de boete te betalen, ja of neen. Het antwoord luidde ontkennend, waarop de voor-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 533