1148
troep last kreeg voorwaarts te gaan. Een brigade werd achter
gelaten ten einde de lieden van Boeria in het oog te houden.
Op 't laatste oogenblik gewaarschuwd dat de Alfoeren van Roe-
mah Soal in hinderlaag lagen, waar wist de oedjoeng bandera
niet of wilde hij niet vertellen, gaf de voortroep een salvo, en op
't zelfde oogenblik barstte ook het vijandelijk vuur los. Den
vijand konden wij niet onderscheiden, de schoten kwamen ech
ter van een kleine hoogte, links van het voetpad. Aandeandeie
zijde was een zeer diep ravijn. De voortroep attaqueerde de hoog
te, terwijl de andere troepen hun vuur richtten op het bosch.
Plotseling echter hoorden wij in de achterhoede hevig vuren
de commandant snelde naar achteren, waar hem bleek dat
de koelies, zenuwachtig geworden, in het wilde weg schoten
en nog wel in de richting van den voortroep. Met veel moei
te gelukte het eindelijk de koelies tot bedaren te brengen.
De vijand was intusschen gevlucht. Bij het bezetten der hoog
te vonden wij dat daar een goede stelling was ingericht. Werp
lansen lagen in groot aantal gereed, en, waren wij onvoorbe
reid doorgetrokken, zeer zeker zou ons dat duur te staan zijn geko
men. Dat de Alfoeren ondanks hunne voorlaadgeweren vrij goed
schieten, blijkt wel daaruit, dat aan onze zijde gewond werden,
ofschoon geen van allen ernstig, luitenant Bouman, 1 Eur. sergt.
1 inl. sergt. en 1 Eur. fuselier, terwijl nog 1 patroontasch, 1
geweer en verscheidene helmhoeden getroffen waren. Of de vijand
verliezen geleden heeft, is niet uit te maken, hoogstwaarschijnlijk
wel, daar eenige lansen middendoor geschoten waren en wij
later in een ravijn nabij Boeria bloedsporen gevonden hebben.
Wegens het vergevorderde uur besloot de commandant den
vijand niet te vervolgen, maar in Boeria te bivakkeeren, alwaar
de troep om 5 uur n.m. aankwam, smachtend van dorst, daar
wij van af 9 uur 's morgens geen water gehad hadden.
Over 't algemeen is water in deze streken in den drogen tijd
zeer schaarsch. Bij de negorijen is doorgaans slechts een klein
wateradertje te vinden.
11 September.— Daar het den vorigen dag te laat geworden
was om nog besprekingen te houden met de hoofden, bleef de
colonne den llen September te Boeria of beter nog te Patahaé
(deze negorijen loopen ineen). Zooals te verwachten was gaf