1149 de schetskaart van den gewezen gouverneur van Hoëvell de ligging der negorijen niet juist aan, en bleek het dat de negorijen Boeria, Patahaé, Oewit, Latoeraké en Latoesaliné alle dicht bij elkaar liggen op eenzelfden bergrug. Het hoofd van Latoeraké werd opgeroepen, ter bespreking eener kwestie betreffende een door deze negorij aan de strand- negorij Kasiéh te betalen boete. Tegen den middag eerst ver scheen de alamanan, nadat hij zich overtuigd had, dat hem geen leed zou geschieden. Hij bood dadelijk de onderwerping van Latoeraké aan en beloofde dat deze negorij de boete zou betalen op een door den commandant te bepalen tijdstip. Voorts werden den llen September nog zooveel mogelijk inlichtingen voor den verderen tocht ingewonnen. Daaruit bleek, dat de weg naar Roemah Soal zwaar versperd en met randjoes beplant was. De patih van Lisabata ontried den commandant dien weg te nemen. Hij had dat pad eens geloopen en vertelde dat het over twee zeer steile bergen leidde; voorts, dat wij twee ravijnen van 80 vaam moesten overtrekken, waarover slechts bamboe hangbruggen waren geslagen, welke nu door de Alfoeren waren doorgekapt. Een paar Alfoeren van Wakollo die bij ons waren (Wakollo ligt op 2 uur afstand van de N. Kust) zouden ons een beteren weg wijzen, ofschoon deze iets langer was. 12 September.Na wederom veel moeite met de koelies gehad te hebben (ze hadden de vrachten weer anders verdeeld, ofschoon elke éénmansvracht slechts 16 K.G. woog, en van vele vrachten waren de dragers verdwenen) kon de troep einde lijk om 7.30 v.m. afmarcheeren. Het pad was zeer kronkelend en dicht begroeid. Om 8.30 v.m. verraste de voortroep eenige Alfoeren, die langs het pad zaten aan den kant van eene aardstorting. De gids schoot het eerst en daarna de voortroep. De afstand bedroeg 15 pas, en aangezien de Alfoeren niet terugschoten zullen onze kogels vermoedelijk hun doel niet gemist hebben. Om be neden te zoeken was echter geen tijd. Wij moesten zoo moge lijk dien dag Neniari zien te bereiken. Deze negorij toch was ons waarschijnlijk goed gezind. Een hunner alamanan had zich met een deel van zijn volk te Piroe onderworpen. Te Neniari

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 535