1151
den wij geen water meer gehad. Toen wij dan ook in een bamboe
bosch gekomen waren, in welks nabijheid een wateradertje was,,
besloot de commandant halt te houden en hier te overnachten.
Eerst om 4.30 n.m. kwam de achterhoede op de bivakplaats aan.
De nacht ging rustig voorbij, maar het was vinnig koud.
13 September.De koelies waren zeer onwillig vooruit te gaan.
Volgens hun adat hadden wij niet mogen doornikken, daar wij
bij de eerste ontmoeting reeds gewonden hadden gekregen. Bo
vendien wezen de wichelaarsteekens uit, dat wij niet door moes
ten gaan. De colonne Paternostre de Montlion had in 1866 met
een dergelijk geval te kampen (I. M. T. 1871 blz. 633). Na veel
gepraat en bedreiging namen zij eindelijk hunne vrachten op en
konden wij om 7 uur v.m. afmarcheeren. Nauwelijks waren wij op
het pad of de voortroep werd beschoten, gelukkig zonder verlies.
De gidsen zakten echter dadelijk af en waren niet meer te bewegen
vooraan te loopen. Om 7i uur werd de landingsdivisie, die dien
dag de voorhoede vormde, hevig beschoten van een 10 M. hoog
rotsblok met vrijwel loodrechte wanden, waarop een aantal rots-
steenen klaar lagen om naar beneden geworpen te worden. De lui
tenant ter zee G. Dumbar werd reeds spoedig in de linkerborst ge
troffen en met hem nog 2 mariniers, waarvan één een schot in het
been kreeg, en de andere een krommen spijker in het hoofd, terwijl
de sergeant-constabel en nog een andere marinier getroffen wer
den door steenworpen. Gelukkig vuurde de landingsdivisie be
daard terug, waardoor den vijand belet werd op den rand van
de rots te komen en de klaar gelegde rotssteenen naar beneden te
werpen, anders zou de volgende brigade, die nog in het ravijntje
stond, zeker verpletterd zijn geworden. Het schieten hield echter
steeds aan, tot het aan een brigade van den hoofdtroep gelukte
den vijand te verjagen door schuin vuur achter de rots te brengen.
Eerst om 9 uur kon de marsch worden voortgezet, daar de koelies
aanvankelijk weigerden de 2 tandoes te dragen. De gidsen onder
vraagd, waarom of zij ons niet voor dit punt gewaarschuwd
hadden, zeiden dat zij er niet aan gedacht hadden. Geloove,
wie het wil!
Het pad was zeer steil en glad, zoodat wij soms 13 koelies
noodig hadden voor één enkele tandoe. Tot overmaat van ramp-
werden de koelies beschoten, waarop deze hunne vrachten weg-