673 Volgens den schrijver zal in een Europeeschen oorlog dat leger succes hebben, hetwelk beschikt over bewegelijke, in het vuur gevecht goed geoefende bereden troepen, die noch der infanterie noch der cavalerie toegevoegd zijn, doch een zelfstandige afdee- ling vormen. Hun hoofdtaak is het uitvoeren van opdrachten, waarbij snelle verplaatsing noodig is en desnoods ook ophelderen en verkennen; de aanval te paard is voor hen uitgesloten. Artillerietactiek. Zware artillerie en licht snelvuurgeschut kan geen veldleger meer ontberen. De Boeren hebben bewezen, dat het mogelijk is de plaats van vurende batterijen uren lang geheim te houden: ontegenzeggelijk in de eerste plaats een voordeel voor den verdedigerhet waar nemen der opstellingsplaats was meestal een gevolg van bewe gingen der bedieningsmanschappen, zelden van vlam of stof. De vraag is gewettigd of het geen aanbeveling verdient, in stede van de artillerie in massa te gebruiken, tot verdeeling in de klein ste eenheden over te gaan en ook om de artillerie aan de kleinere infanterie-eenheden (brigades) toe te voegen. Ongetwijfeld had den de Boeren nog meer succes gehad met hun systeem van ver deeling der artillerie, als hun munitie beter was geweest en zij niet zoo bevreesd hadden behoeven te zijn voor verlies van be diening en geschut. Zoowel bij aanval als verdediging kunnen kunstmatige dek kingen voor artillerie noodig zijn; schilden zijn van groot nut, de voordeelen wegen in elk geval tegen de nadeelen op. Yeldhouwitsers bewezen groote diensten; boven de 5 K.M. moeten zij vuur kunnen brengen, voldoende bewegelijkheid is een vereischte. Met het oog op de moeilijke munitieaanvulling mogen ze alleen gebruikt worden als afstand en plaats van het doel zorgvuldig bepaald kunnen wordendekking, ook van de bediening, is noodig. De Boeren toonden zich meesters in het gebruik van zwaar geschut in den bewegingsoorlog. staan om by de infanteriepatrouilles de berichten door beredenen te laten overbrengen tevens bleek dat de cavalerie den steun van B. I. moeilijk kon ontberen. De aandacht wordt hier gevestigd op het onderscheid in het Eng. leger tusschen „Mounted Infantry" en „Mounted Rifles"; de eersten zijn infanteristen die, om zich snel ler te kunnen bewegen, geoefend zijn in paard-of wielrijden; de laatsten zijn ruiters, die opgeleid zijn voor het gevecht te voet. Alle koloniale troepen, evenals de „Imperial Yeo manry", waren „Mounted Rifles".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 55