GESCHUT TE VELDE VOOR HET NEDERLANDSCH-INDISCIIE VELDLEGER. Hoewel in den laatsten tijd over het onderwerp reeds zooveel geschreven werd, dat men denken zou dat de stof welhaast uit geput en men door den choc des opinions tot een resultaat ge. komen zou zijn, blijkt dit nog geenszins het geval te zijn. Het zij mij dan ook vergund ter zake mijne denkbeelden weer te geven, in de hoop dat hierdoor iets zal worden bijgedragen tot het bereiken van het strevenspeciale vuurmonden voor het Nederlandsch-Indische veldleger. Algemeen is men het er over eens, dat, waar de omstandighe den zooals in Indië er toe noodzaken, moet worden afgewe ken van bij andere legers gangbare vormen en begrippen, en men zelfstandig een weg moet zoeken. Jammer is het echter, dat die weg bijna steeds in eene m. i. verkeerde richting gezocht wordt. Immer en immer wenscht men ander geschut, vooral om den inlandschen vijand (I. V.) met succes te kunnen bekam pen. Hoe wenschelijk het nu ook is, dat de artillerie ten alle tijde en waar ook in staat zij haar zusterwapen, de infanterie, steun te bieden, kan deze thans dank zij haar uitstekende, die «A van den I. Y. zoozeer overtreffende bewapening in den strijd te gen dien vijand dikwerf dien steun ontberen. Het succes der in de Gajoe- en Alas-landen ageerende colonnes is daarvoor wederom een sterkzij het dan ook nog geen afdoend bewijs. Wensche lijk blijft het, dat de artillerie in Indië over eenig zeer mobiel geschut kan beschikken van voldoende vermogen om de doelen welke de I. Y. haar biedt te kunnen bestrijden, en van voldoen de beweeglijkheid om de infanterie ook in moeilijke terreinen te kunnen volgen, zonder voor haar een blok aan het been te zijn. Een oplossing in dien geest gaven meerdere schrijvers in dit tijdschrift aan. Ook de overste Giel brak in zijne lezing in de ?vttA>

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 567