1223 as bepaald kunnen worden, daar deze alleen bij beide geweren verschil den, terwijl alle andere omstandigheden, als weersinvloeden, dezelfde wa ren. Lag bv. het gemiddeld trefpunt van het rechtsgetrokken geweer op 32 c.M. rechts, en dat van het linksgetrokken geweer op 20 c.M. links van het mikpunt (horizontaal gemeten), dan moet de derivatie 26 c.M. bedragen. Door andere oorzaken van afwijking (wind enz.) zou dan een afwijking van 6 c.M. naar rechts ontstaan zijn. De proef werd ge nomen op verschillende afstanden tot 1000 M. toe en leidde tot de con clusie dat de stelling van Hélié, nl. dat de derivatie toeneemt met het vierkant van de vluchttijden, met de uitkomsten der proeven het meest overeenstemde, en dat binnen de afstanden van het werkzame vuur de derivatie iets kleiner is dan de halve 50 °/0 breedtespreiding. Deze regels op het Duitsehe geweer 88 toepassende, vindt Eohne op 500, 1000, 1500 en 2000 M. derivatiën van resp. 11 c.M.70 c.M., 2.3 M- en 3.7 M.getallen die hem tot het besluit voeren, dat deze constante afwijking bij het gevechtsschieten volkomen verwaarloosd kan worden. Dezelfde regels bij ons geweer toepassende, komt dit nog sterker uit. Door eene eenvoudige berekening vindt men nl., dat op de afstanden van 500, 1000, 1500 en 2000 M. de derivatiën bij het Ind. geweer M. 95 resp. bedragen 6 c.M., 42 c.M., 1.3.9 M. en 3.47 M., welke afwijkingen, in vergelijking met andere, bv. die door zijdelingschen wind veroorzaakt, zoo gering zijn, dat daarmee bij het gezamenlijk vuur geen rekening .behoeft te worden gehouden. S

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 609