- 690
zondering maakte op de slechte uitkomsten van het oorlogsschie-
ten, heeft men het blijkbaar toch niet de moeite waard geacht
om dit verschijnsel grondig te onderzoeken. Immers de Tyro-
lers werden gevreesd door de Napoleontische troepende Ame-
rikaansche jagers in den onafhankelijkheidsoorlog waren berucht
bij de Engelsche troepen, terwijl de Boeren ons een schitterend
voorbeeld gegeven hebben, hoe een troep, bedreven in't oorlogs-
-schieten, eene overmachtige en volgens de huidige begrippen ge
schoolde tegenpartij kan verslaan. Doch nog meer, nog klem
mender gegevens hebben de Boeren ons vroeger verschaft.
Maken we slechts eene vergelijking tusschen de gevechten der
Boeren tegen de Engelschen in 1881 en in 1899, dus slechts 18
jaren later, dan kunnen we opmerken, dat de Boeren in 1881
veel beter geschoten hebben dan die in 1899. De vraag is thans,
waaraan dit moet toegeschreven worden, te meer, omdat de
Boeren in 1899 voorzien waren van de beste repeteergeweren met
minimaal kaliber. M.i. moet men de minder gunstige uitkomsten
in 1899 toeschrijven aan het gehalte der strijders.
De Boeren in 1881 waren in den krijg tegen wilde stammen
en in de jacht op wilde dieren opgevoed. Zij groeiden op met
het geweer in de hand en reeds als kind werd hun ingeprent,
dat een ongelukkig afgegeven schot niet alleen munitieverspil
ling was, maar ook hun leven op 't spel zette.
Dat onder zulke omstandigheden het geweer hun natuurlijk
wapen geworden was, behoeft geen betoog. De Boeren in 1899
echter waren eenigszins anders opgevoed dan die in 1881.
Na dit jaar toch hebben er geen noemenswaardige gevechten
meer plaats gehad, het jachtterrein was zoogoed als gezuiverd
van wilde dieren. Bovendien waren de contingenten der Boeren
in 1899 ruim voorzien van vreemdelingen, die door hen met
voorliefde in de voorste gevechtslinie werden gebruikt. In dit
licht gezien kan het ons niet meer verwonderen, dat de Boeren
in 1899 minder goed schoten dan in 1881.
Vergelijken we thans een oorlogsschutter met een jager op
grof wild, dan zien we dat hun beroep veel overeenkomst
heeft.
Beiden moeten getraind zijn, willen zij hun vermoeiend werk
behoorlijk ten uitvoer brengenbeiden moeten geoefend worden