695
Uit de proef, die door onverwachte overplaatsing van de meesten
der deelnemers wel is waar niet volledig mag genoemd worden,
kan toch reeds het volgende worden afgeleid
le. Dat een niet geoefend oorlogsschutter ver achterstaat
bij een concoursschutter (zie de uitkomsten op 22 en 25 Maart en
de meeste op 29 Maart).
2e. Dat de scherpschutters als ongeoefende oorlogsschutters
niet uitblinken boven de schutters le kl.
3e. Dat de vlugge aanslag betrekkelijk snel aangeleerd kan
worden en dat de scherpschutters het in snelheid van aanleeren
winnen van de schutters le klasse.
4e. Dat bij eene voortgezette oefening de uitkomsten van den
oorlogsschutter waarschijnlijk niet minder behoeven te zijn dan
die van den concoursschutter (zie uitkomsten scherpschutter
No. 3 op 31 Maart en schutter le kl. No. 5 op 2 April). Als merk
waardigheid, hoe snel enkelen zich den vluggen aanslag eigen
kunnen maken, verdient vermelding, dat de aanslagtijd van scherp
schutter No. 1 op 31 Maart gemiddeld één seconde was. In de
3e oefening echter heeft hij zijn overmoed, om het in nogkor-
teren tijd te willen doen, moeten bekoopen met 0 treffers. Aan
gezien echter de schoten, hoewel buiten de schijf gevallen, dicht
bij elkaar gegroepeerd waren, mag ik tevens de gevolgtrekking
maken, dat met meerdere oefening die bundel ook in de schijf
kan gebracht worden.
H. v. Dohpseler.
Dl. II 1904.
47