698 moeilijken op plaatsen, waar geen subsistentenkader is. De com mandanten der korpsen of detachementen, waarbij de subsisten ten tijdelijk komen, kunnen alles regelen en afdoen. Voor de toezending der bescheiden bepale men dat deze gericht moeten worden aan de subsistentencompagnie te...., terwijl dan aan het postkantoor bericht moet worden, bij welk korps de subsisten ten worden opgenomen. Het verleenen van verlof aan mindere militairen zou gevoeglijk, door de korpscommandanten kunnen geschieden tot het aantal dagen, dat nu de plaats, mil. commandant kan toestaan. Aan vragen om verlof voor langeren tijd zouden buiten deze autoriteit om behandeld kunnen worden. De bemoeienis van den plaatselijk militairen commandant met in gebruik genomen gebouwen zou belangrijk verminderd kun nen worden. De ingebruikname zou gelast moeten worden door genoemde autoriteit, doch het in gebruik ontvangen of over geven aan de genie zou rechtstreeks moeten kunnen plaats heb ben door den bewoner of gebruiker en den plaatselijken genie chef. De bewoner of gebruiker wordt verantwoordelijk gesteld voor den toestand van het gebouw en dient defectenrapporten rechtstreeks in bij den plaatselijken geniechef. Men bepale des noods hierbij, dat bij meeningverschil in enkele opzichten de plaats, mil. commandant beslist. Beoordeelingen van voorstellen, gebouwen betreffende, door den plaats, mil. commandant zijn als regel overbodig. Dikwijls wordt die beoordeeling gegeven op een voorstel door hemzelf als korps commandant ingediend. In enkele gevallen is het advies van eerstgenoemde autoriteit noodig, bv. als er sprake is van bureaux en woningen van officieren, die door den plaats, mil. commandant ten gebruike worden aangewezen. Men bepale, dat in dit geval de bescheiden door zijne tusschenkomst worden be handeld. Ook de werving zou gevoeglijk onttrokken kunnen worden aan de bemoeienis der plaats, mil. commandanten. Het korps waarbij de subsistenten tijdelijk ingedeeld worden zou met de werving belast kunnen worden. De korpscommandant zou hiervoor weder een officier kunnen aanwijzen. Behandeling van verzoeken van officieren tot het aangaan van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 80