KOMT DE JAVAANSCHE SOLDAAT IN DEM OORLOG TEGEM EEM B.\. VOLKOMEN TOT ZIJM RECHT, BIJ DE TEGEN WOORDIGE WIJZE VAM OPLEIDEN EM BIJ DE HUIDIGE ORGANISATIE? Wil de soldaat in een oorlog tegen een buitenlandschen vijand optreden zooals het tegenwoordige gevecht dit eischt, dan moet hij daarin in vredestijd onderricht zijn. Ware het mogelijk den soldaat gedurende het gevecht, op verkenning, op voorposten enz. onder voortdurende leiding te houden van tactisch voldoend onderlegd kader, dan zou men kunnen volstaan met hem te leeren marcheeren, schieten en uitvoeren van commando's. Die leiding, daar is men 't vrijwel over eens, zal in den tegen- woordigen oorlog zeer dikwijls ontbreken en ontbreekt ze niet, dan zal ze vaak maar zeer zwak kunnen zijn. De soldaat moet dus leeren zonder leiding op te treden zooals de omstandig heden dit eischen. Die kennis kan hem alleen worden bijge bracht door hem te leeren, waarom zus en niet zoo. Dit „waarom" zal al heel dikwijls zijn: ,,'s vijands vuur'. Nu is het bij menschen, die denken, eenig voorstellings-en com binatievermogen hebben, niet zoo moeilijk, hun een goed denk beeld te geven bv. van den kogelregen waaraan ze soms onver wachts zullen worden blootgesteld. Zulke menschen zal men bv. kunnen leeren uit zichzelf dekkingen te benutten, ook als er niet op hen gevuurd wordt. Langzamerhand, na een voldoenden oefeningstijd, treden zulke soldaten instinctmatig op zooals dit wordt vereischt, en wel doordat bv. het beeld, dat het gevechtsveld in oorlogstijd zal bieden, geheel met hen vereenzelvigd is. Een ander gevolg nog van zoo'n opleiding is, dat de man in oorlogstijd min of meer gewend zal zijn aan de indrukken, die dan op zijn gemoed zullen inwerken. Zijn moreel is daardoor gesterkt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 83