EEN WOORD VOORAF VAN DE OPGETREDEN REDACTIE.
Gevolg gevende aan de uitnoodiging van de uitgevers, om de
leiding van het Indisch Militair Tijdschrift te aanvaarden, waren
wij ons ten volle bewust daarmede een moeielijke taak op ons
te nemen, overtuigd als wij zijn, dat die taak ons tevens de
ernstige verplichting oplegt naar ons vermogen zorg te dragen,
dat het Tijdschrift, door ons in den meest bloeienden toestand
overgenomen, ook voortaan de waardige plaats blijft innemen,
welke het zich door den ijver en de toewijding van onze voor
gangers in de rij zijner tijdgenooten heeft weten te verwerven.
Waar de afgetreden redactie zich gedrongen gevoelde in haar
afscheidswoord haar diepgevoelden dank te betuigen voor den
krachtigen steun, haar ten allen tijde geschonken, vermeen en wij
op grond daarvan ook onzerzijds met vol vertrouwen een beroep
te mogen doen op de medewerking van onze kameraden, zonder
welke de vervulling van de taak, welke wij op ons hebben ge
nomen, niet mogelijk is. Laat het ons aller streven zijn het In
disch Militair Tijdschrift meer en meer te doen beantwoorden
aan wat het beoogt te zijn, nl. het Orgaan van het Indische
Legerwaarin de frissche strooming in vooruitstrevenden zin,
welke zich vooral in de latere jaren ook in dat Leger heeft ge
openbaard, tot uiting komt. Ongetwijfeld zal dat tijdschrift dan
krachtig kunnen medewerken om die strooming levendig te
houden en, waar noodig, in de goede banen te leiden, waardoor
het waarachtig belang van het Leger zal worden gebaat.
J. P. Michielsen.
E. den Dooren de Jong.
Dl. II 1904.