712 leven te beslissen heeft, die man behoort ook nog aan heel iets anders te voldoen dan aan datgene, wat men aan den officier in het algemeen, dus aan elk beschaafd en plichtmatig persoon moet kunnen toekennen. En ook de quaestie, in hoeverre iemand geschikt kan worden geacht als troepen aanvoerder op te treden, wordt door de invul ling der huidige beoordeelingslijsten niet voldoende opgelost. Het is waar, hierbij moeten karaktereigenschappen aan het licht ko men, die zich in al hun kracht of zwakte slechts kunnen uiten in de oogenblikken der actie zelve, in de ure des gevaars, vóór den vijand. De plaats, om iemand als veldheer te beoordeelen, is nim mer het manoeuvreveld geweest. Maar toch zouden we hier wel willen vragen, waar dan toch al die veld- en gevechtsoefeningen voor dienen, als het niet is om de daarbij betrokken officieren te oefenen in besluitvaardigheid, zelfstandigheid, ondernemings geest, enz. En wordt één van deze voor den aanvoerder onmis bare eigenschappen wel ooit gemaakt tot een punt van ern stige beoordeeling? Men kan, het worde hier zonder overdrijving gezegd, wel twintig lange jaren het leger hebben gediend, zon der dat uit eenig geschreven stuk het bewijs te putten is, of men een weifelaar dan wel een resoluut man, een durver dan wel een angstvallig en benepen letterknecht is geweest. Wanneer eenig bevelhebber van eene expeditie mannen noodig heeft, waar van hij moet kunnen verwachten dat zij weten te handelen, het hoofd niet verliezen, hun zenuwen geen baas laten spelen,, waarop hij, in één woord, vertrouwen kan, dan zal hem de ten dienste staande bundel beoordeelingslijsten het kiezen niet veel gemakkelijker maken, want zelden zal hij daarin een aanwijzing aantreffen, die hem gelegenheid geeft een eenigszins juiste mee ning daaromtrent te verkrijgen. De simpele woorden „ja" „neen" of „nog niet" in kolom 8 zullen hem dan het meeste licht moeten verschaffen, tenzij hij vroeger over een of meer der onder hem gestelde officieren ook een eigen oordeel heeft kunnen vor men. Evenwel, hier komt juist het nadeel der tegenwoordige manier van beoordeelen aan het licht, daar de bevelvoerende officier, alsnu in zijne keuze beperkt zijnde, de hem bekenden voor de besten aanziet, en vóór den vijand het nemen van proe ven met anderen wellicht beteren hoogst ongaarne begint.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 96