104:
is te achten. Intusschen werd opgemerkt, dat ten deze met voorzichtig
heid gehandeld zal moeten worden. Voorts kwam men terug op den
wensch om van de Deli-tabak een hooger uitvoerrecht te heffen, waar
tegen echter werd ingebracht, dat dit voor de minder dure soorten be
zwarend zou zijn.
Gaarne zouden sommigen eenige inlichtingen ontvangen omtrent de
maatregelen, die door den nieuwen Gouverneur-Generaal aan de orde
zullen worden gesteld ten einde sommige deelen der Buitenbezittingen
meer in de lasten te doen bijdragen. Ten einde te weten, welke de in
komsten en uitgaven voor die bezittingen zijn in onderscheiding van die
voor Java, verlangden enkelen eene splitsing der begrooting in twee deelen,
waarvan het eene dan Java en het andere de Buitenbezittingen zou be
treffen. Anderen echter waren van meening, dat zulk eene splitsing be-
zwaarlijk zou zijn uit te voeren.
Dat de Minister de inkomsten van den mijnbouw wenscht te vermeer
deren, vond instemming. Men vroeg, op welke wijze de Minister dit doel
wil trachten te bereiken. Eenige leden gaven in overweging van Rijks
wege eene stelselmatige mijnbouwkundige exploratie van geheel Sumatra
te °doen plaats hebben. De particuliere exploratiën hebben, ten gevolge
van het gemis van de noodige middelen en het gebrek aan kennis bij de
exploranten, behoudens enkele uitzonderingen weinig opgeleverd. Men
meende, dat eene door bekwame mijningenieurs geleide stelselmatige
exploratie betere resultaten zou opleveren. Staatsexploitatie van de ont
dekte mijnen zou voor den Staat groote voordeelen kunnen afwerpen.
Ook werd de vraag besproken, in hoever door bezuiniging verbetering
van den financieelen toestand is te verkrijgen. Gelijk reeds vermeld werd,
waren er leden, die vooral wenschten gestreefd te zien naar vermindering
der militaire uitgaven en die aandrongen op beperking van het uitzenden
van militaire expedities. Ook meenden zij, dat vermindering van militaire
uitgaven verkregen zou kunnen worden, indien voor de defensie meer
gebruik gemaakt werd van de hulp van inlanders. Voorts zouden, naar
hun oordeel, bij een meer tactvol optreden verschillende der expedities van
den laatsten tijd wel te voorkomen zijn geweest. In elk geval ging het
huns inziens niet aan de kosten van gewelddadige uitbreiding van ons gezag
ten laste van Indië te brengen. Op 29 December 1903 heeft de Minister
in de Eerste Kamer gezegd, dat de kosten van den Atjeh-oorlog ongeveer
280 millioen beliepen. Deze leden zouden zoo mogelijk gaarne eene globale
opgave ontvangen van de kosten van de verschillende in de laatste tien
jaren uitgezonden militaire expedities. Voorts werd herinnerd aan een
ten vorigen jare ter sprake gebracht plan tot bezuiniging op de uitgaven
voor marine door inkrimping van de Indische militaire marine, waardoor