112 loopende zittingjaar de medewerking der Staten-Generaal zou worden in geroepen voor eene definitieve regeling van de opleiding van Indische ambtenaren. Intusschen is zoodanig voorstel nog steeds niet ingekomen, niettegenstaande naar het eenparig gevoelen van de leden der commissie, die laatstelijk het ambtenaarsexamen afnam, „de studie voor dit examen programma door candidaten met de voorbereiding van deze studenten niet behoorlijk in twee jaren kan geschieden, maar drie jaar behoeft". Men drong op spoedige indiening van het toegezegde voorstel aan, ook omdat er een tekort aan ambtenaren bestaat in Indië en de goede elementen niet bereid zullen gevonden worden om de carrière van bestuursambte naar te kiezen, zoolang de opleiding niet definitief is geregeld. Tot de laatstelijk voor den burgerlijken dienst aangewezen personen behoort ook een inlander. Gaarne zou men vernemen, in welke soort van betrekking de Minister dezen ambtenaar wil plaatsen. Enkele leden achtten benoeming van inlanders tot controleur bij het binnenlandsch be stuur gewenscht. Bij Indisch Staatsblad van 1904 no. 199 zijn bepalingen vastgesteld, waar bij aan ambtenaren wordt verboden deel te nemen in handelsondernemingen en geldelijke transactiën aan te gaan met inlandsche ambtenaren of hoof den van de inlandsche of daarmede gelijkgestelde bevolking. Men juichte deze bepalingen toe, doch wenschte ook het aangaan van geldelijke trans actiën door ambtenaren met inlanders, die geene ambtenaren of hoofden zijn, en met alle vreemde Oosterlingen verboden te zien. Onderaf deeling 44. Met ingenomenheid had men gezien, dat aan den zoon van den pretendent-sultan van Atjeh van landswege eene opvoeding wordt verschaft. De wensch werd geuit, dat ook in andere gevallen van denzelfden aard gelijke maatregel zou worden getroffen. Vilde Afdeelixg. Gevraagd werd, of de ten vorigen jare benoemde commissie voor het opmaken van een uitgewerkt voorontwerp voor de verbetering van de haven te Soerabaja reeds rapport heeft uitgebracht en of thans spoedig tot die verbetering overgegaan zal worden. Men achtte deze verbetering^urgent. Gaarne zou men vernemen hoe het staat met de proeven met de vonken- telegraphie. Op de begrooting voor 1903 werd voor proeven in Indië f 6000 uitgetrokken, terwijl een gelijk bedrag beschikbaar werd gesteld bij hoofdstuk VI der Staatsbegrooting voor dat jaar. Op de ingediende Indische begrooting komt echter, evenals op de loopende, slechts een memoriepost voor, terwijl bij hoofdstuk YI der ingediende Staatsbegrooting voor 1905 f 14 500 is aangevraagd ten einde een tweede schip, voor het eskader in Indië bestemd, van een toestel voor draadlooze telegraphie te

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 126