114
YlIIste Afbeelisg.
Naar het schijnt, wordt in Indië aan vreemdelingen te veel vrijheid
gelaten om kennis te bekomen van onze middelen van defensie. Verleden
jaar heeft men een officier eener vreemde Mogendheid ingelicht omtrent
alles, wat hij ten aanzien van de verdediging van Java wilde weten, tot
dat hij ten slotte te Soerabaja gekomen is, waar men begreep, dat het
niet raadzaam is alle onze militaire inrichtingen voor vreemde officieren
open te stellen. In den laatsten tijd zijn weer berichten verschenen over
het verraden van defensiegeheimen te Semarang. Gaarne zou men hier
omtrent inlichting ontvangen en vernemen, of te dien aanzien wel vol
doend strenge bepalingen bestaan. Naar aanleiding van de laatste vraag
werd gewezen op het Indisch Staatsblad van 1904, n°. 259, waarbij de
bestaande bepalingen zijn verscherpt. De wensch werd geuit, dat eene
internationale regeling zou worden gemaakt, waarbij strafbaar wordt ge
steld het overbrengen van defensiegeheimen, ook ten behoeve van den
Staat waartoe de overbrenger behoort.
Door een der leden werd betwijfeld, of men met het maken der gepro
jecteerde werken op en om de hoogvlakte van Bandoeng wel op den
goeden weg is. Men meende te weten dat er vau de zijde van deskun
digen bezwaren tegen het aangenomen stelsel zijn geopperd.
Door een der leden werd aangevoerd, dat blijkens de cijfers in het
Koloniaal Verslag het incompleet aan Europeanen in het Indische leger
toeneemt. Dat de Regeering het bezwaar van dit incompleet ondervindt,
schijnt te blijken uit noot 33 van den toelichtenden staat. Gevraagd
werd, of niet buitengewone maatregelen tot verbetering van den toestand
noodig zijn. Ook werd door dit lid in overweging gegeven op Java het
militie-stelsel in te voeren.
Andermaal werd door dit iid aangedrongen op verbetering van de po
sitie der subalterne officieren en de wensch geuit, dat aan de luitenants
periodieke verhooging van traktement zou worden toegekend naar gelang
van het aantal dienstjaren. Hiertegen werd bezwaar geopperd op grond
van financieele overwegingen, waarop weder werd geantwoord, dat de
aanbevolen regeling geen groote verhooging van uitgaven behoeft te ver
oorzaken.
Gaarne zou men vernemen, hoe het thans staat met de quaestie der
samensmelting van de officierskorpsen van het leger hier te lande en het
Indische leger, en de oprichting van een pensioenfonds voor de weduwen
en weezen van mindere militairen.
Blijkens het vermelde in kolom 117 van het Koloniaal Verslag waren
er ter aanvulling van het incompleet in April 1904 21 tijdelijke officieren
van gezondheid in Indië aangekomen, waaronder 16 vreemdelingen. Een