116
plaatsen, dan wel het handgeld te vervangen door verhooging van ga-
gement. Men verzocht den Minister een en ander te willen overwegen.
Gaarne zou men verder vernemen of de herziening van de regeling
betreffende bevordering en ontslag van de officieren, welke aan het Indisch
bestuur is opgedragen in verband met de Nederlandsehe bevorderingswet
van 1902, spoedig tot stand zal komen.
Gevraagd werd of reeds rapport is uitgebracht door de commissie voor
de verbetering van de. voeding in de hospitalen en het tegengaan van
knoeierijen met de voeding. Zoo ja, dan zag men dat rapport gaarne over
gelegd.
Hoe staat het thans met de plannen tot verwapening der mobiele artillerie
Ton vorigen jare verklaarde de Minister op bladz. 50 van zijne Memorie
van Antwoord, dat aangaande de vraag, of de schutterijen in Indië zouden
zijn af te schaffen dan wel te reorganiseeren, eene gedachtenwisseling met
de Indische regeering is geopend, die naar hij zich vleide eerlang tot een
beslissend oordeel zou kunnen leiden. Is eene beslissing thans spoedig te
wachten
O rider afdeeling 105. Yolgens de nooten 3 en 24 van den toelichtenden
staat zal aan het bureau voor verificatie een civiel ambtenaar door een
militair worden vervangen. Betwijfeld werd, of dit wel gewensckt is,
waar er toch reeds een incompleet aan officieren bestaat. Hiertegenover
werd opgemerkt, dat een officier beter op de hoogte is van de aan dit
bureau opgedragen werkzaamheden.
Onderaf deeling 119. Gevraagd werd, hoeveel de aanleg der in noot
62 genoemde schietterreinen in het geheel zal kosten.
Volgens noot 64 van den toelichtenden staat wordt gerekend, dat in
1905 bij de stoomtramwegen in Atjeh slechts 15 kilometer meer in ex
ploitatie zullen zijn dan in 1904. Deze uitbreiding scheen zeer gering.
Is hier wellicht aan eene vergissing te denken Gevraagd werd eene op
gave van het totaal der kosten van aanleg van deze stoomtramwegen.
Onder af deeling 138 en 139. Op deze posten worden weder sommen van
f 200 000 en f 750 000 uitgetrokken. Men begreep, dat juiste raming
daarvan niet mogelijk is, zooals ook blijkt uit het feit, dat op den eersten
post in 1902 f 736 729 eo in 1903 f 1 588 0C9 werd betaald, terwijl in
die jaren voor uitbreiding der legerformatie niets werd uitgegeven. In-
tusschen drukte men de hoop uit, dat niet meer zal worden besteed dan
noodig is.
Onderafdeeling 140. Voor de proef tot vorming eener leger-reserve is
thans slechts 3000 gevraagd, terwijl op de loopende begrooting f 15 000
is uitgetrokken. Blijkens het medegedeelde in kolom 118 van het Koloniaal
Verslag bleef de proef weinig bevredigende uitkomsten opleveren. Eenige