124
te benutten, dan geeft de hier voorgestane maatregel de gelegen
heid tot verhoogde patronenuitrusting van den troep.
Hoeveel patronen zal men den man laten dragen Uitrusting
van den man met 150 patronen moet voldoende geacht worden, in
vergelijking met hetgeen in andere legers hieromtrent is voorge
schreven (zie I. M. T. 1904, afl. 8, blz. 796). Alleen, de Europeesche
sergeanten die meer als vuurleiders dan als schutters zullen
optreden late men slechts 100 patronen meedragenhet daar
door uitgewonnen gewicht kan voordeeliger aangewend worden
door hen van een practische kaartentasch, tevens dienende tot-
berging van papier enz., te voorzien. Zie ook hierna onder pionier
gereedschap.
De belasting aan munitie zonder rekening te houden met de
noodige tasschen of zakken stijgt dan tot 3.675 K.G-., doch
de totale belasting wordt daardoor niet overmatig (zie hierna),
terwijl de helft van de thans bij het bataljon ingedeelde munitie
bij den gevechtstrein zal kunnen vervallen, of wel de geheele
voorraad patronen bij den troep tot 250 stuks per man op
gevoerd zal kunnen worden.
Ad 2e. De pionieruitrusting per compagnie bedraagt (Alg-
Order 1901 Ho. 54): „50 infanterieschoppen, 10 pikhouweelen, 1
kleine koevoet, 4 aksen, 1 handzaag, 1 koker tot zaagzetters, 1
koker tot spijkers, 1 moker, 1 scnuifslijpsteen, 1 wetsteen. Deze
gereedschappen worden per bataljon, tegelijk met de seinseinmid-
delen, op twee karren met twee paarden vervoerd (O. O. I. ta
bellen E. t/m G-.) en behooren tot den gevechtstrein (Y. B. Y. 73).
Het werken in den vasten, vaak zelfs zeer vasten grond maakt
het uitsluitend gebruik van een lichte schop ondoenlijk en heeft
denkelijk geleid tot invoering van de tegenwoordige infanterieschop
met langen steel. Dit voor schoendragenden goed gereedschap
voldoet echter alleen wanneer in staande houding gewerkt kan
worden, terwijl het gebruik er van door inlanders van dezen bij
zondere inspanning en oefening vereischt.
Yoor het vervoer bij den man is de schop met langen steel
geheel ongeschikt. En toch moet die wijze van medevoeren
toegepast worden. Immers het voornaamste grondwerk het
terrein geschikt maken voor dekking moet onder alle omstandig-