127 ijzerdraad (Pioniervoorschrift 24, 25, 68, 91) vereischt ge schikte gereedschappen, zooals afknip-, buig-en trektangen; het aantal koevoeten moet ongetwijfeld vermeerderd worden, even als dat van kokers tot spijkers en mokers; daarentegen kun nen de moeilijk te hanteeren zaag met koker tot zaagzetter vervallen en de pikhouweelen tot een viertal teruggebracht worden. Samenvattende zou dan de uitrusting aan pioniergereedschap per compagnie als volgt kunnen zijn samengesteld: Door den man gedragen Bij de sectiecommandanten Op karren vervoerd Voor het vervoer op karren van het daarvoor bestemde pio niergereedschap zal men zeker met één voertuig per bataljon kunnen volstaan; hoogstwaarschijnlijk zelfs zullen die voor werpen geladen kunnen worden op de munitiekarren, ook al blijven er slechts twee per bataljon in de sterkte. Amboineesche en inlandsche compagnieën tellen slechts 121 fuseliers; het zou voor die troepen aanbeveling verdienen de korporaals met de bijl uit te rusten, instede van met de korte sabel; in het vredesgarnizoen wandelen zij dan maar zonder wapen. Ad 8e. Deze eisch moet haast als vanzelf sprekend aange merkt worden. Liefst ware de uitrusting lichter te nemen dan de thans voorgesclirevene, doch zulks blijft onmogelijk zon der diep ingrijpende maatregelen, van wijdstrekkende gevolgen. 60 schoppen 60 patjols 8 bijlen 4 afknip- j 4 buig- tangen 4 trek- 4 aksen 4 sleggen 4 pikhouweelen 4 kleine koevoeten 4 mokers 4 kokers tot spijkers L schuifslijpsteen 1 wetsteen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 141