IIET AUSTRALISCHE LEGER.
Nadat de federatie der 6 Australische staten tot stand was
gekomen is men dadelijk (Januari 1902) begonnen met de orga
nisatie van een federaal leger. De verschillende staten beschik
ten wel is waar reeds over eene kleine troepenmacht, doch uit
gezonderd in New South Wales bestonden deze troepen voor
namelijk slechts uit volunteers en hadden weinig te beteekenen.
Ook nu bestaat het leger voor een groot deel nog slechts op papier,
doch daar de organisatie nog in vollen gang is en eerst 3 jaar
geleden werd begonnen, is dit niet te verwonderen. Zeker kan
zulks niet geweten worden aan den Legercommandant gene
raal majoor Sir Edward Hutton die met grooten ijver en wils
kracht de organisatie tracht te vervolledigen; doch het is de
benarde toestand van de financiën van het Gemeenebest, die de
vorming van het leger ten zeerste belemmert, zoodat de Minis
terraad herhaaldelijk voorstellen van den Legercommandant moet
besnoeien of afwijzen.
De oorlogsbegrooting bedraagt dan ook slechts 7.5 millioen
gulden per jaar; hierbij mag echter niet uit het oog worden ver
loren, dat het groote land slechts zeer dun bevolkt is en een
aanvaller het slechts over den oceaan bereiken kan.
Ook in Australië schijnt men voornamelijk het „gele" gevaar
te duchten.
Bij de organisatie van het leger is men uitgegaan van het
denkbeeld, dat een vijand die eene inbezitneming van grond
gebied beoogt daartoe minstens van leger van 20.000 a 50.000
man (ruime grenzenzal bestemmen en men hem met een
minstens even groote macht wil tegentreden. Practisch heeft men
zich niet aan dien eisch gehouden, want het veldleger op oorlogs
sterkte bedraagt slechts 28.000 man, terwijl men, zooals straks
zal blijken, geen zekerheid heeft dit getal werkelijk te zullen
bereiken.