2
jaar naar Nederland om op te treden als leeraar aan de He
Afdeeling der Krijgsschool. In November 1892 keerde hij, in
middels tot majoor bevorderd, in Indië terug en werd geplaatst
bij het 14e Bataljon. Reeds na een achttal maanden evenwel
was majoor Beeger weder bij den generalen staf en werd hij
ingedeeld op het hoofdbureau. Hier bleef hij, na in November
1894 luitenant-kolonel te zijn geworden, in de jaren 1894, 1895
en de eerst helft van 1896 werkzaam.
Van medio 1896 tot medio 1898 was overste Beeger chef van
den staf in Atjeh en Onderhoorigheden, om in November van
laatstgenoemd jaar te worden belast met de waarneming dei-
betrekking van chef van den generalen staf.
In het laatst van 1899 benoemd tot kolonel en chef van den
generalen staf, bleef hij die functie ook in den generaal-majoors-
rang vervullen, totdat hij in Maart 1903 met verlof wegens
langdurigen dienst naar Europa vertrok.
Hier werd generaal Beeger met ingang van 1 Augustus 1903,
onder dankbetuiging voor de langdurige diensten door hem aan
den Lande bewezen, gepensioneerd.
Hebben dus de werkzaamheden van den overleden opperof-
ficier in het subalterne gedeelte zijner loopbaan voornamelijk ge
legen op het gebied van het militair voorbereidend en hooger
vormend onderwijs, in de hoogere rangen bewogen zij zich in
hoofdzaak op dat van den stafdienst.
Eene bewijs voor het groote vertrouwen in hem gesteld is
zeker, dat hij reeds in den luitenant-kolonelsrang, waarin hem
ook het ridderkruis der Orde van den Nederlandschen Leeuw
werd toegekend, met de waarneming der betrekking van chef
van den generalen staf werd belast en sedert onafgebroken in
dien gewichtigen werkkring is gehandhaafd. Hij heeft vooral in
deze~betrekking veel en goed werk gedaan.
Beschikkende over een grooten ijver en een stalen wilskracht,
stipt, bescheiden, begaafd met een helder oordeel en groote mi
litaire kennis, in zijn teedere en verantwoordelijke positie ge
heel op zijn plaats, was hij de rechterhand van twee achtereen
volgende legercommandanten tot het uitwerken en voltooien van
een verdedigingsstelsel, waarvan het gemis door de zeer in het