167 draagbeugels voor vóór- en achterstukken en de overige oven- deelen (figuur 15) waarvan de armen een scherpen hoek met de bogen maken; draagbeugels voor den na te noemen kneedtrog en de bij- behoorende werktuigen (figuur 16), ingericht als de vorige, doch bovendien voorzien van twee bovenste armen met haken. De vrachten worden met paktouwen op de uit de figuren 10 t/m 13 zichtbare wijze vastgesjord. Geoefend personeel heeft 15 minuten noodig voor het opladen. De uiteenneembare kneecltrog voor 60 K.G. brooclsysteem Leroy. Deze kneedtrog (figuur 17), welke volgens het Fransche voor schrift tot de uitrusting van den oven behoort en mij ook voor gebruik hier te lande wel aanbevelenswaardig toeschijnt, bestaat uit een bodem, twee lange en twee korte eikenhou ten 1) zijwanden, die in elkander kunnen worden geschoven en dan bij elkander worden gehouden door zeven stangen, wel ker uiteinden voorzien zijn van schroefbouten met moeren. De lange zijde, die den achterkant van den trog vormt (fi guur 18), is voorzien van twee metalen passanten tot bevesti ging van den standaard voor de weegschaal. Zij is bovendien voorzien van acht daarop vastgeschroefde riemen, bestemd om de verschillende deelen van den uit elkander genomen trog te verpakken (figuur 28). Om te voorkomen dat de uiteinden der riemen langs den grond slepen als de trog ineen is gezet, wor den die uiteinden in de in figuur 18 zichtbare lederen passan ten gestoken. De bodem van den trog (figuur 19) is voorzien van 8 gespen met lederen passanten tot opneming van de riemen op de lange zijde B (figuur 18). De trog is bovendien voorzien van een in tweeën verdeeld deksel met scharnieren en van een los tusschenschot (zg. fon- tijn). Het geheel weegt 56 K.G. Het inpakken van den trog geschiedt volgenderwijze. De stangen worden in de passanten, de schroefsleutel onder de veer (figuren 20 en 21) en de stang voor de balans op de daarvoor 1) Kan hier te lande door eeno andere houtsoort worden vervangen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 181