ENKELE TACTISCHE WENKEN VOOR HET OPTREDEN IN DE
BOVEN DOESOEN, GEPUT UIT DEN VELDTOCHT DER
FRANSCHEN IN 9IENABÈ (MADAGASCAR).
1897—1900.
Nadat in Juni 1897 de onderwerping der Hova's was voltooid
en het centrale plateau van Imerina door de Fransche troepen
was bezet, besloot de regeering in het moederland zich met het
verkregen succès tevreden te stellen, op een vreedzaam voort-
dringen van den Franschen invloed over het geheele eiland Mada
gascar te vertrouwen en binnen een bepaalden termijn het gros
der Europeesehe en Algerijnsche troepen terug te trekken.
Gelukkig herhaalde zich nog voor het vertrek der troepen van
het groote Afrikaansche eiland de bekende les der geschiedenis,
die echter hij de volksvertegenwoordigingen van de groote kolo
niale mogendheden helaas! nog al te onbekend schijnt te zijn, dat
nl. alle voornemens tot beperkte bezetting van nieuw verworven kolo
niaal' gebiecl slechts droombeelden zijn en dat de werkelijkheid, tot
afdoende beveiliging van het onderworpen gebiedsteeds dringt ook
het aangrenzende nog niet onderworpen deel te bezetten 1). Tegenover
onbeschaafde volken is elke overwinning slechts een halve, zoo
lang de laatste schuilhoek niet is doorzocht en het oorlogsvuur
nog ergens kan blijven doorsmeulen; is niets gedaan, zoolang
niet alles is gedaan.
Op Madagascar was dan ook het nog onafhankelijk gebied der
Sakalaven Menabé al dadelijk na de pacificatie van het Hova-
gebied de schuilplaats geworden van allerlei slecht volk, welks
daden zich voorloopig bepaalden tot het brandschatten der grens
bevolking, doch welks euvelmoed dreigde een veel gevaarlijker
karakter aan te nemen, wanneer hij niet spoedig werd beteugeld.
1) De Franschen in Algiers, in Senegambië, in Tonkin 5 de Engelschen na de bezet
ting van Neder-Burmali; de Nederlanders in Z.O. Borneo, tegenover de zg. onafhankelijke
landen in Midden-Sumatra, in Atjeh voortdurend, laatstelijk tegenover de Gajo- en Alas-
landen en de onafhankelijke Bataklanden.