- 223
onderwerp heeft uitgemaakt van ernstige besprekingen met den nieuw
opgetreden landvoogd, die zich daarbij heeft doen kennen als een voor
stander van uitbreiding van de inlandsehe elementen in het leger.
Zonder nadere aanduiding waar en hoe, bij een meer tactvol optredenj
verschillende der expedities van den laatsten tijd" te voorkomen waren
geweest, meent de ondergeteekende zich zijnerzijds te mogen onthouden van
beschouwingen dienaangaande, die alleen waarde zouden kunnen hebben
tegenover een concreet geval, dat ook in zijn gevolgen kan worden overzien.
Ten aanzien van de vraag, of het aangaat de kosten van uitbreiding
van ons gezag ten laste van Indië te brengen, handhaaft hij het stand
punt, dat hij heeft ingenomen in de vergadering van de Tweede Kamer
van 20 November 1902 (Handelingen blz. 150).
De kosten van de verschillende in de laatste tien jaar uitgezonden mi
litaire expedition kan de ondergeteekende noch voor elke expeditie afzon
derlijk, noch voor alle te zamen opgeven. Behalve de „kosten in het
algemeen, boven die op voet van vrede, voor het uitrusten van expedi-
tiën en voor de troepen te velde" (onderafdeeling 12 van hoofdstuk II
der begrooting van uitgaven voor 1904), zijn voor die expeditiën nog
verschillende uitgaven gedaan, die hier te lande niet bekend zijn en ver
evend werden op de onderafdeelingen, waaruit traktementen, soldijen,
huisvesting, voeding, kleeding, transport, enz. der troepen werden betaald.
Uit een onlangs van den Gouverneur-Generaal ontvangen nader bericht,
omtrent de mogelijkheid om al dadelijk te bezuiningen door minder flot
tieljevaartuigen in dienst te houden, is de mogelijkheid gebleken om eer
lang het aantal dier in de Atjehsche wateren gestationneerde vaartuigen met
minstens twee te verminderen. Op dit oogenblik laten echter de maatre
gelen tot handhaving van onze neutraliteit niet toe om deze schepen reeds
nu buiten dienst te stellen.
Het in het Yoorloopig Verslag bedoelde overleg met den Minister van
Marine betreft niet slechts de vermindering van het aantal in dienst zijnde
flottieljevaartuigen, doch tevens eene reorganisatie van de Indische mili
taire marine, met het doel om dit deel der zeemacht geleidelijk meer
waarde te geven tot wering van vreemd geweld.
Met verwijzing naar hetgeen hij op blz. 16 der Memorie van Ant
woord op het Voorloopig Verslag van de Tweede Kamer betreffende het
ontwerp der begrooting voor 1903 inzonderheid over vermindering van
de pensioenen van hoogere ambtenaren en officieren schreef, heeft de on
dergeteekende reeds op blz. 9 der Memorie van Antwoord op het Voor
loopig Verslag der Eerste Kamer betreffende het ontwerp der begrco-
ting voor 1904 medegedeeld, dat hij voor herziening van de traktementen
en pensioenen in algemeenen zin geen termen vond. De daarvoor aan-