225 -- beteekenis van die uitdrukking een zoo diepgaand verschil van opvatting dat het overbodig mag heeten opnieuw met klem van redenen aan te toonen, dat imperialistische politiek, in den boozen zin des woords, aan het koloniaal beleid der Regeering volstrekt vreemd is. En te eerder kan de on- dergeteekende er zich van onthouden om zich te verdedigen tegen het ver wijt, dat zijne verklaringen niet met de werkelijkheid zouden overeen stemmen, nu in het Yoorloopig Verslag zelf reeds door andere leden is aangetoond, dat militaire expedities dikwijls noodig zijn om geheel andere redenen dan om uitbreiding te geven aan onze bestuursbemoeienissen en nu de gevraagde inlichtingen omtrent het gewelddadig optreden, dat in den laatsten tijd in verschillende deelen van ons uitgestrekt gebied in Indië noodzakelijk werd, vanzelf in het licht zullen stellen, dat in de gegeven omstandigheden slechts zóó en niet anders gehandeld kon worden. De vraag wordt gedaan of de Regeering meent dat gestreefd moet wor den naar daadwerkelijke uitoefening van souvereiniteit" op alle eilanden en eilandjes, die volgens de kaart tot Oost-Indië behooren. Zooals die vraag daar gesteld wordt, is zij niet wel anders dan voor bevestigende beantwoording vatbaar, omdat zonder daadwerkelijke uitoefening van souvereiniteit ons recht op ons koloniaal bezit niet onaantastbaar zou zijn. Is echter bedoeld te vragen hetgeen in het Voorloopig Verslag volgt geeft recht om dat te vermoeden of de Regeering meent dat al die eilanden en eilandjes onder rechtstreeksch bestuur behooren te worden gebracht, dan kan het antwoord zoo beslist mogelijk ontkennend luiden en wel om de in het Voorloopig Verslag zelf reeds aangegeven reden, dat daarvan uitgaven het gevolg zouden zijn, die op den duur niet zou den zijn te dekken. Worden echter de inlandsche organisaties, daar waar het mogelijk is, in stand gehouden en door een toezichthoudend Euro- peesch bestuur in goede banen geleid, dan zal de daaruit geboren wor dende toestand van grooter welvaart, orde en veiligheid dan te voren gekend werd ook bronnen van inkomsten openen, die de uitgaven dek ken, welke het toezicht aan het Gouvernement oplegt. Van het verstrekken eener opgaaf, waaruit blijkt in welke mate ons gezag sedert 1816 lo. op vreedzame en 2o. op gewelddadige wijze is uit gebreid, meent de ondergeteekende zich te mogen onthouden. Hij ver oorlooft zich de leden, die op het bezit van zoodanige opgaaf prijs stellen, te verwijzen naar de o. a. in de Bibliotheek van het Departement van Koloniën in ruime mate ter raadpleging voorhanden geschiedkundige werken, want voor het verrichten van zulk een historischen arbeid, als verlangd wordt, zijn bij het Departement van Koloniën geen krachten beschikbaar, allerminst in een tijd, dat de beantwoording van het Voor loopig Verslag de uiterste inspanning vordert.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 239