230 komt van allen, die in den loop dezer gebeurtenissen belang stellen, en niet uitsluitend van de leden der Volksvertegenwoordiging. Door den tegenstand in 1901 aan de colonne Colijn geboden op een ernstig verzet voorbereid, deed de luitenant-kolonel van Daalen, toen het plan voor den tocht naar de Gajo- en Alaslanden vaststond, aan de hoof den dier landschappen kennis geven van zijn voornemen om hun gebied te bezoeken, met de waarschuwing om zich ten teeken hunner goede ge zindheid bij hem te melden, want dat de troepen ditmaal niet zouden teruggaan en werkelijk het bergland, dat zij voor ons onbereikbaar ach ten, zouden betreden. Het eenige gevolg dier met goede bedoelingen gedane waarschuwing was echter, dat in het vijandige deel der Gajolan- den, de hooger reeds genoemde Gajo Loeos, een energieke tegenstand werd georganiseerd en dat de gewone uit Tamiang, Linggo en Soesoh naar de Gajo Loeos voerende accessen in verdedigbaren staat werden gebracht. Toch had de eigenaardige in deze landstreek heerschende toe stand ten gevolge, dat niet het volk in zijn geheel en als zoodanig onder .zijne krijgsoversten weerstand bood, doch dat iedere stamgemeenschap, die zich daartoe sterk genoeg voelde, haar eigen woonplaats in eene zeer groote vesting had herschapen, waarbinnen de zwakkeren zich bij de sterkeren hadden aangesloten. De eerste ernstige ontmoeting met den vijand vond plaats op den 14en Maart 1904 in de versterkte kampong Pasèr, die stormenderhand geno men werd met een verlies aan 's vijans zijde van 41 gesneuvelden, waar onder twee vrouwen, terwijl 41 geweren in onze handen vielen en on zerzijds zes marechaussees werden gewond. Heftiger echter was de tegenstand, dien de colonne ondervond toen zij den l8en Maart voor de heuvelbenting Gemoejang kwam, waaromheen wèl, doch waarbinnen aanvankelijk geen gewapend volk werd waarge nomen^ Eerst nadat een paar salvo's op 800 en 900 M. afstand op de versterking waren afgegeven, werd door een luid geschreeuw daarbinnen de zekerheid verkregen dat zij bezet was; de verdedigers hielden zich echter achter hunne wallen en in hunne schuilplaatsen zorgvuldig gedekt en geen beweging werd gezien. Op bevel van den aanvoerder gingen de troepen zonder een schot te ■doen ten aanval voorwaarts en werd den vijand het eerste schot gelaten. Hij bleef niet in gebreke; nauwelijks waren de marechaussees aan de versperring gekomen of een hevig vuur brandde los en ging gepaard met het naar buiten werpen van een regen van steenen, stukken hout en andere voorwerpen en het spuiten van lombokwater. Eerst toen het na een verwoed gevecht was gelukt de versterking binnen te dringen, werd met ontzetting waargenomen, dat zich ook vrouwen en kinderen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 244