284 deze fanatici vrouwen, die zich in mannenkleederen hadden gehuld. Eindelijk werd dan ook de zuiderface bereikt en kon van af de borstwering het zuidervoorwerk zoodanig worden beheerscht, dat de bezetting er van vlucht te of werd neergeschoten. Intusschen waren massa's menschen in Z.W. en Z.O. richting gevlucht en vielen zij daar in het vuur der daar bui ten opgestelde detachementen, zoodat van af de borstwering kon worden waargenomen dat het ontkomen der bevolking in een wilde vlucht over- s oegm alle richtingen over de sawah naar Senggapa, Brandang en Tam- peng." Door de ondervinding geleerd, dat de ontvluchte vijanden zich weder bij de verdedigers van volgende kampongs aansloten, had de co lonne-commandant bevel gegeven ook de niet tot punt van aanval gekozen taces der versterking te bewaken, nochtans met de opdracht aan de met tie bewaking belaste troepen: „Aan vrouwen en kinderen zal vrije aftocht worden gelaten". Hoe moeielijk het ook was bij dit gevecht de vrouwen en kinderen te spaien, daar zij door de mannen genoodzaakt werden om m de verschillende schuilkuilen en reduits te blijven, vond de colonne- commandant toch nog gelegenheid om gedurende het gevecht een drom van een 300-tal vrouwen en kinderen, die zich in en onder de huizen ophielden, tusschen de gevechtslinie der marechaussees door te laten, ter wijl ook door de hooger bedoelde bewakingsafdeelingen aan een groot aantal vrouwen en kinderen vrije aftocht gegeven werd. Ter wille van een of ander pak waardeloos goed lieten de vrouwen echter soms hunne hnderen in den steek. Dat hier het verzet zeer hevig zou zijn was te voorzien, daar op eene, enkele dagen te voren, nog eens door den co lonne-commandant categorisch gestelde vraag of Penosan beslist wilde vechten, ten antwoord was gegeven, dat men zich zeer sterk voelde. De verliezen aan beide zijden waren dan ook belangrijk; aan onze zijde 6 dooden en 33 gewonden, aan 's vijands zijde aan gesneuvelden 190 mannen, - vrouwen en 23 kinderen, aan gewonden 3 mannen, 9 vrouwen en 7 kinderen, terwijl 5 gevangenen in onze handen bleven. Den 18en Mei werd, nadat aan hoofden en bevolking een zeer lange bedenktijd was gegeven om zich te onderwerpen, tegen de versterkte kampong Tampèng opgerukt, die na een tegenstand van ruim 5 uren genomen werd. „Tal van vrouwen en kinderen zegt het gevechtsrap port—"kwamen telkens uit de kuilen voor den dag en hun werd dan gelegenheid gegeven met pak en zak te ontkomen. Vrouwen zag men in het vuur terugkomen om haar bundel goederen nog te kunnen mede- nemen. Enkele malen werd hier misbruik van de witte vlag gemaakt; men ontzag zich niet gelijktijdig met het uitsteken van de vlag uit de kuilen te schieten". Daarbij was de kampong bijzonder gunstig voor de verdediging gelegen, buitengemeen versterkt en de bezetting ruimschoots

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 248