242 aanstonds merkbaar; toch duurde het nog tot einde Juli, eer de stappen der Bekoempaische leiders tot een definitief resultaat voerden. Begin Juli namelijk werd in eene vergadering, met de pegoestian te Moeara Hanangan gehouden, besloten, dat Goesti Arsad met de Bekoempaische leiders naar Poe- roek-Tjahoe zou komen om eerst bij den assistent-resident zijne opwachting te maken en daarna bij den resident te Bandjermasin. De Bekoempaiers had den zich in die vergadering, met goedkeuring van den assistent-resident, te genover den pretendent en Raden Naoen borg gesteld, dat zij Goesti Arsad veilig naar Bandjermasin zouden geleiden en ook weder in de Menawing te rugbrengen, terwijl zij er tevens voorin stonden, dat gedurende dien tijd door de troepen geen vijandelijkheden zouden worden gepleegd en zooveel le vensmiddelen opgevoerd zouden mogen worden, dat men op gepaste wijze in zijn levensonderhoud zou kunnen voorzien. De pretendent en Raden Naoen stonden er van hun kant borg voor dat gedurende de afwezigheid van Goesti Arsad, hunnerzijds geen vijandelijkheden gepleegd zouden worden. Den 29en Juli vertoonde Goesti Arsad zich ten slotte te Poe- roek Tjahoe en onder het geleide van den assistent-resident reisde hij vervolgens naar Bandjermasin, waar hij op den 13en Augustus voor den resident verscheen om, daartoe door den pretendent schriftelijk ge machtigd, van hem te vernemen of, voor het geval de pegoestian genegen mocht zijn zich te onderwerpen en in goede verstandhouding met het gou vernement te leven, de volgende wenschen van de pegoestian door de Regeering zouden worden ingewilligd: vergunning om op Borneo te blij ven; aanwijzing van een stuk grond binnen het gebied van Martapoera, waar men zich voor altijd zou kunnen vestigen; en voorziening van gouvernementswege in aller levensonderhoud. Naar aanleiding van dit verzoek overwoog de Gouverueur-Generaal, dat al was ook aan de pegoestian het vooruitzicht om in het voormalige sultanaat te mogen blijven wonen in dien vorm geopend, dat alleen over brenging en ondersteuning van die voorwaarde bij de Indische regee ring werd toegezegd, toch niet uit het oog mocht worden verloren, dat bij de onbekendheid van de betrokken personen met de ambtelijke ver houding tusschen de hoofden van gewestelijk bestuur en de Regeering, deze toezegging den indruk van eene vrij wel vaststaande belofte moest maken. Hij zag zich daarom genoodzaakt, ten einde aan de inlandsche bevolking niet alle vertrouwen op het woord der bestuursambtenaren te ontnemen, om de gevolgen dier belofte tot op zekere hoogte te aanvaarden. De resident werd dan ook gemachtigd om aan de pegoestian te doen antwoorden, dat het gouvernement in de eerste plaats volledige onder werping van Goesti Mohamad Seman en zijne nabestaanden eischte en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 256