243
hun in dat geval zou toestaan te Bandjermasin verblijf te houden, zoolang
zij niet zouden handelen in strijd met de te hunnen opzichte te treffen
regelingen, terwijl voor het levensonderhoud van den pretendent en zijne
met name genoemde bloedverwanten zou gezorgd worden. De keuze van
Bandjermasin als de aanstaande verblijfplaats der pegoestian berustte op-
de overweging, dat de hoofdplaats van het gewest meer en betere middelen
van toezicht aanbood dan elke andere plaats in het binnenland, zijnde de
vestiging van de pegoestian te Martapoera in het bijzonder, door de
plaatselijke ambtenaren, in het belang van het behoud van rust en order
ten sterkste ontraden.
Den pretendent werd tot 4 Januari 1904 bedenktijd gegeven om zich
met al de zijnen te Poeroek Tjahoe onder die voorwaarden te komen
onderwerpen, met bepaling dat, indien hij dien termijn zou laten ver
strijken zonder zich onderworpen te hebben, de gestelde voorwaarden als-
vervallen beschouwd zouden worden en slechts onvoorwaardelijke onder
werping mogelijk zou zijn. Dit laatste zou ook het geval zijn, indien
Goesti Arsad en andere leden der pegoestian zich kwamen onderwerpen
zonder den pretendent. Allerminst toch werd het raadzaam geacht de
pegoestian in staat te stellen om in bevredigd gebied hare relatiën uit te
breiden en daarbuiten vrij van onze controle te leven, daar reeds her
haaldelijk gebleken was, dat Goesti Arsad en anderen er naar streefden
om zich elders binnen ons rechtstreeksch bestuursgebied te vestigen, ten
einde van daar uit geldelijken en door het veroorzaken van woelingen-
cok zijdelingschen steun te verleenen aan de partij van het verzet.
De algemeene rust werd intusschen in de Boven-Doesoen niet verstoord
en toen eindelijk de beslissing der Begeering betreffende de onderwerpings-
voorwaarden bekend werd, bleek het dat moeilijk een gunstiger tijdstip
voor de mededeeling daarvan kon worden uitgekozen.
In de naaste omgeving toch van den pretendent waren zeer ernstige
moeilijkheden gerezen. Nadat hij, om aan onze aciie een bezwaar in den
weg te leggen, de van zeer duurzaam materiaal gebouwde huizen te Bras
Koening had laten verbranden, was Mat Seman uit de eigenlijke Me-
nawing naar Temboeloe, tusschen de Menawing en de Beboeat, uitge
weken en had zich bij hem aangesloten een zekere Batoer, die bij hem in
hoog aanzien gestegen en zijn rechterhand geworden was. Deze Batoer
bedreef evenwel in het Siang-gebied, waarheen de pegoestian zich ver
plaatst had, allerlei ongerechtigheden, waardoor hij zich de wraak van
het hoofd der Siangs, Toemenggoeng Silam, op den hals haalde, die
ten slotte eischte, dat Batoer hem overgegeven zou worden, en toen de
pegoestian dit weigerde, verklaarde dat hij hem overal zou yervolgen
en zelfs zijn schuilen achter den pretendent hem niets zou baten. Zoo»