12
zoodat iedere vulkogel ruimschoots voldoende levende kracht heeft.
Neemt men nu aan, dat de afstand die het projectiel in den
vuurmond aflegt na het ontsteken der lading 1 M. is, en de
gasdruk constant, dan vindt men voor die kracht per c.M2. dei-
dwarsdoorsnede van het projectiel:
G.g. per c.M.2 X r2 X 1 M. l/2 m. v2.
n P v2
agT r2
Go- 6 X 440*
2 X 9.81 X 3.52 X 3.1416
Volgens Krupp vindt men bij gebruik van rookzwak kruit een be
naderde waarde voor den maximum gasdruk, G-.m, door den gemid
delden gasdruk, G.g, met den vasten factor 1.7 te vermenigvuldigen.
G.m. 1538 X 1.7 2610 K.G.
1 atmosfeer 1.03 K.G.
G.m. 2530, rond 2500 atmosfeeren. 1)
Affuit.
De druk door het projectiel voortgebracht wordt bij de gelede
affuiten ten deele door den vuurmond, ten deele door de affuit
opgenomen. Zij nu de middellijn van den bodem der huls 7 c.M.,
dan is de druk op den bodem bij het afgaan van het schot:
G.m. X r2 100.600 K.G.
Deze druk wordt door de gelede affuit opgenomen in eerste
instantie door den remcylinder, die aan het kanon een terugloop
van 0.75 M. zal toelaten. (Ehrhardt geeft bij een kanonlengte
van 1.05 M. een terugloop van 0.65 M.) Stel nu het gewicht der
terugloopende deelen (kanon -f- deel reminrichting) 240 K.G.,
dan is de^erugloopsnelheid daarvan, vrij in het zwaartepunt
opgehangen, bij een ladingsgewicht van 0.4 K.G.
(P 2 1) Vo - (6 2 X 0.4) X 440
P 240 Jvr. sec.
Het arbeidsvermogen van beweging der terugloopende massa
240 X 122
wordt dan 2 81 1761, rond 1750 K. G. M.
Daar nu de neiging tot springen van de affuit afneemt bij den
(t 2
1) Voor een veldkanon is dit niet bijzonder hoog, maar voor een uit twee over elkander
geschoven deelen bestaand kanon waarschijnlijk wel. Red.