257
der volgende maand, met het gevolg dat dan nog over de geheele laatst
bedoelde maand traktement en niet pensioen wordt uitgekeerd, berust op
een misverstand. Vermeerdering van uitgaven zou alleen plaats hebben
wanneer over dezelfde maand meer dan éénmaal traktement werd uitbe
taald, namelijk zoowel aan den vertrekkenden als aan den nieuwoptre-
denden functionaris. Dit is echter niet het geval, en de uitgaaf aan
traktementen blijft dus dezelfde, terwijl daarentegen de uitgaaf voor het
pensioen een maand later begint. Afgescheiden hiervan kan nog gewezen
worden op de mogelijkheid dat de betrekking ook eerst in den loop van
de maand, waarin het ontslag ingaat, overgedragen wrordt. In verband
met de dienaangaande in het Voorloopig Verslag gemaakte opmerking
teekent de ondergeteekende voorts aan, dat eene herziening der pen
sioensbepalingen voor Inlandsche ambtenaren in behandeling is, waarbij
ook rekening wordt gehouden met de op blz. 16 van het Voorloopig
Verslag en op blz. 23 der Memorie van Antwoord betreffende de loo-
pende begrooting uitgesproken en erkende wenschelijkheid om de gele
genheid te openen om Inlandsche ambtenaren, die een diensttijd hebben
van nog geen 30 jaren en ongeschikt worden geacht voor verderen dienst,
te pensionneerenen dat eene regeling van den onderstand voor weduwen
en weezen van Inlandsche ambtenaren overwogen wordt.
IVde Afdeeling.
Naar aanleiding van de bij de schriftelijke en mondelinge behandeling
der loopende begrooting gevoerde gedachtenwisseling, is de ondergetee
kende in het begin van Januari jl. met den Gouverneur-Generaal
in overleg getreden, zoowel omtrent de openbare veiligheid op Java in
het algemeen, als omtrent de beide ten vorigen jare ter sprake gebrachte
speciale punten: de aanstelling van een algemeen inlandsch hoofd in
elke afdeeling der residentie Batavia, uitgezonderd Krawang, en de ver
scherping van de vigeerende voorschriften op den invoer, den verkoop en
het bezit van vuurwapenen.
Het advies der Indische regeering nopens deze onderwerpen heeft den
ondergeteekende nog niet bereikt; alleen kan hij mededeelen dat de voor
bereiding van eene sedert geruimen tijd in Indië aanhangige nieuwe
wettelijke regeling van den invoer, het vervoer, den handel en het bezit
van vuurwapenen en ammunitie voor een goed deel is afgeloopen, terwijl
den directeur van justitie is opgedragen na te gaan of de voorgenomen
nieuwe bepalingen ook geacht kunnen worden voldoende te zijn ter ver
zekering van de veiligheid op de particuliere landerijen.
Overigens moet de ondergeteekende doen opmerken dat in het Voor
loopig Verslag ten onrechte wordt gezegd dat, blijkens het Koloniaal