258 Verslag, de onveiligheid in de residentie Batavia steeds toeneemt. Immers in kolom 6 van laatstgenoemd verslag wordt juist verklaard dat na de in Buitenzorg en Meester Cornelis genomen maatregelen een rustiger tijdperk intrad. Eindelijk is in dit verband nog te vermelden dat in Augustus jl. aan een assistent-resident is opgedragen eene reorganisatie van de politie op de hoofdplaatsen Batavia, Semarang en Soerabaja te ontwerpen. Nadat de ondergeteekende ten vorigen jare verklaarde dat hij op goede gronden meende te mogen verwachten dat. nog in het toen loopende zit tingjaar de medewerking der Staten-Generaal zou worden ingeroepen voor eene definitieve regeling van de opleiding van Indische ambtenaren, rees bij hem ten opzichte van sommige met de voorgenomen regeling verband houdende punten twijfel, die het wenschelijk maakte althans de eerste vruchten van de in 1902 getroffen regeling af te wachten, voordat hij definitieve voorstellen te dezer zake deed. Nu hij over de uitkomsten van het laatstelijk afgenomen groot-ambtenaarsexamen beschikt, heeft hij dit onderwerp weder met ernst ter hand genomen en bij vertrouwt dat liet voorstel in den loop van dit zittingjaar ingediend zal kunnen wor den. Zooals echter ree ls verleden jaar in de Memorie van Antwoord werd aangestipt, is de aanvulling van het personeel voor den Indischen udministratieven dienst verzekerd door de instelling van het candidaat- Indisch-ambtenaarschap, en de ondergeteekende meent dat de toevloed van goede elementen meer door de vooruitzichten in den Indischen dienst dan door de tot standkoming van een definitieve regeling der opleiding beheerscht wordt. Niet aan den Minister, maar aan den Landvoogd staat de aanwijzing van den werkkring van den in dit jaar voor den Indischen administra tieven dienst beschikbaar gestelden inlander. Dat benoeming van inlan ders tot controleur bij het binnenlandsch bestuur wenschelijk zou zijn, gelijk enkele leden meenden, kan de ondergeteekende niet beamen. Het in Indisch Staatsblad 1901 No. 199 opgenomen verbod aan Euro- peesche ambtenaren o. a. om geldelijke transactiën aan te gaan met in- landsche ambtenaren of hoofden van de inlandsche of daarmede gelijk gestelde bevolking een verbod dat, voor zooveel het de hoofden der inlandsche en daarmede gelijkgestelde bevolking betreft, reeds uitgevaar digd werd in 1854, Indisch Staatsblad No. 84 uit te breiden in dien zin dat ook geldelijke transactiën met inlanders, die geen ambtenaren of hoofden zijn, en met alle vreemde Oosterlingen verboden worden, acht de onder geteekende onuitvoerbaar. VlIIste Afdeeling. Herhaaldelijk is den ondergeteekende gebleken, dat de Indische regee-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 272