259 ring zich beijvert om de meest mogelijke geheimhouding te betrachte» in alles wat het verdedigingsplan der koloniën betreft. Dat de Regeering een geopend oog heeft voor de noodzakelijkheid om voor die geheim houding te waken, blijkt niet alleen uit de in het Yoorloopig Verslag in herinnering gebrachte repressieve maatregelen, die werden afgekondigd in het Indisch Staatsblad no. 259 van 1904, maar ook uit de geheime instructiën, die aan civiele en militaire autoriteiten zijn gegeven, om zon der het vreemdelingenverkeer in de koloniën meer te belemmeren dan in 's lands belang volstrekt noodzakelijk is een behoorlijk toezicht te doen houden op het verblijf van vreemdelingen in Nederlandsch-Indië, voor zooveel zij in aanraking zouden willen of kunnen komen met voor hen geheim te houden defensiebelangen. Het is niet onwaarschijnlijk, dat vóór de uitvaardiging van deze on langs tot stand gekomen regeling te ruime gelegenheid aan vreemde lingen is gelaten om zich desverlaugende op de hoogte te stellen van zaken, die het defensiebelang betreffen; maar, dat „men een officier van een vreemde mogendheid ingelicht (zou hebben) omtrent alles, wat hijï ten aanzien van de verdediging van Java wilde weten", meent de onder- geteekende, zoolang hem te dier zake geen nadero gegevens worden verstrekt, te mogen betwijfelen. Niet onwaarschijnlijk acht hij het, dat hier aan een misverstand is te denken. De internationale courtoisie brengt mede, dat overal aan officieren van een vreemde mogendheid, die zich behoorlijk legitimeeren, en den wenscli te kennen geven om verschillende inrichtingen en instellingen, die tot het leger behooren, te bezichtigen, daartoe de gelegenheid wordt gegeven. Het komt den ondergeteekende voorshands het meest waarschijnlijk voor dat de mededeelingen, die vol gens het Voorloopig Verslag aan een officier-vreemdeling zouden zijn gedaan, zich beperkt hebben tot de toepassing van dit internationaal gebruik. Pogingen tot spionage zijn intusschen steeds te verwachten, en als de- bepalingen in het zooeveu aangehaalde Staatsblad afgekondigd niet hebben kunnen verhoeden, dat onlangs in Indië handelingen plaats vonden, ten doel hebbende om defensiegeheimen aan onbevoegden mede te deelen handelingen waaromtrent intusschen bij het Departement van Koloniën nog geen enkel officieel bericht is ontvangen dan kan de ontdekking van die handelingen den ondergeteekende alleen sterken in de overtuiging, dat men in Indië met betrekking cot dit landsbelang diligent is. Van eene poging om door een internationale regeling spionage te bestrijden verwacht de ondergeteekende weinig heil. In elk geval mag betwijfeld worden of het wel aanbeveling zou verdienen zoodanige poging, te doen uitgaan van een van de kleinere mogendheden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 273