13
terugloop, zoo moet ook de neiging tot achterover slaan eveneens
afnemen en daarom een rem geconstrueerd worden, waar de weer
stand in den aanvang het grootst is en naar achter toe afneemt.
De remming moet nu zoo geschieden, dat de druk van de affuit
de raden niet verplaatst, noch de affuit doet opspringen. Daar
voor moeten remweerstand en affuithoek klein zijn.
De geringe druk op de gelede affuit uitgeoefend kan echter
nog te groot zijn, waarom onder het; uiteinde van den staart een
vaste spoor moet worden aangebracht. (In het schietbericht No. 89
van K] upp wordt aangeteekend, dat bij het toepassen van vee-
rende sporen en hydraulische rem het stuk niet volkomen stilstaat
Uit de grootte van den remweerstand is nu na te gaan, welk
gewicht affuit en vuurmond moeten hebben. Omgekeerd kan.
uit het gewicht van affuit en vuurmond de grootte van den rem
weerstand bepaald worden.
Zij nu:
P'= Gewicht affuit vuurmond,
P terugloopende deelen,
a Afstand steunpunt staart tot zwaartepunt 2.25 M.
b Vuurhoogte 0.5 M.,
c Terugloop 0.75 M.,
dan is het moment van den druk om de affuit om het steunpunt
te doen draaien, bij eene elevatie van het kanon van 0° en een terug
loop evenwijdig aan de zielas, b X druk. Dat moment wordt tegen
gewerkt door het moment, hetwelk het'gewicht van de affuit te
voorschijn roept, a X P'. Op het einde van den terugloop heeft
de massa der deelen P zich over den afstand c naar het steun
punt bewogen en het laatste moment met P X c verminderd.
De formule wordt:
b X druk a X P'— P X c of
p,_ b X druk P c
a
Er is getracht een norm te vinden voor de verhouding van het ge
wicht van den vuurmond (Pk) tot dat van de affuit (Pa), en wel
Pk: Pa 45: 55.
Deze getallen werden langs empirischen weg vastgesteld. Dooi
den invloed van den hydraulischen rem werd de verhouding
gewijzigd en werd zij