301
Uit art. 65 der wet blijkt voorts, dat de afschriften dier be
sluiten dezelfde kracht hebben en op dezelfde wijze worden ten
uitvoer gelegd als de grossen van in kracht van gewijsde gega-
ne vonnissen in burgerlijke zaken. M. a. w. hooger beroep er
van is niet toegelaten.
"Voor den comptabele is met betrekking tot zijn beheer de
Rekenkamer dus te beschouwen als een rechterlijk college, dat
bevoegd is in hoogste instantie zijn slot van rekening vast te
stellen, d. w. z. uit te maken of er al dan niet een te kort aan
wezig is. In het bevestigend geval moet dit uit den aard dei-
zaak worden vergoed.
Hoe de Algemeene Rekenkamer de haar opgedragen taak ver
richt leert de aan het college bij Kon. Besluit van 15 Maart 1898
No. 9 verleende instructie, opgenomen in het Staatsblad van dat
jaar No. 164, waarvan o.a. art. 37 zegt:
„De Algemeene Rekenkamer wijzigt de rekening der comp
tabelen
„a. ten aanzien der ontvangsten, door herstel van onjuiste im-
„pertatiën of van dubbele boekingen, door bijvoeging van het-
„geen, ofschoon niet verantwoord, toch ontvangen is, hetzij blij-
„kens de stukken van controle in het bezit der Rekenkamer,
„hetzij blijkens de opgaven van het betrokken departement om-
„trent den uitslag van zoodanige verificatiën als niet door de
„Rekenkamer kunnen worden verricht;
bten aanzien der uitgaven, door het bedrag in overeenstem-
„ming te brengen met de als geldig aangenomen bewijzen."
Aan het vorenstaande mag de navolgende beteekenis worden
toegekendOntdekt de Kamer een fout, dan is zij verplicht de
rekening van den comptabele te wijzigen en bij het aanwezig
zijn van een te kort het slot van rekening vast te stellen, dus
aan te geven hoeveel of dat te kort bedraagt.
Met eene verklaring hoe het deficit is ontstaan, eene appre
ciatie van de omstandigheden welke daartoe hebben geleid laat
het college zich niet in, en kan het zich ook moeilijk inlaten 1).
1) Het geval bedoeld in artikel 13 harer Instructie, nl. dat aan de Algemeene Re
kenkamer uit de aan haar onderzoek onderworpen rekeningen en verantwoordingen, of
uit andere bescheiden, mocht blijken van vervalsching, knevelarij, of ander misdrijf, door
een comptabele als zoodanig gepleegd, welke ontdekking aan het college de verplichting
oplegt de stukken in handen te stellen van het Openbaar Ministerie, is hier buiten be
schouwing gelaten.