SCHOP OF PATJOL? De algemeene order No. 131 van 1904 bepaalt, dat voor de inlandsche compagnieën de 50 schoppen, welke als pionierge reedschap werden verstrekt, voortaan zullen worden vervangen •door 50 patjols. Bij de Inlandsche compagnieën zal dus voortaan op de zg. inlandsche wijze gewerkt worden, waarbij het grondverzet in den zelfden tijd, voor goed geoefende werkers, volgens den „Leidraad voor het Pionieren bij de Infanterie", slechts ruim de helft is van wat bij de Europeesche wijze van werken wordt verricht. Laten we eens nagaan hoe gegraven wordt. We hebben dan voor de uitvoering twee verrichtingen te onder scheiden, en wel: le het uitsteken van den grond, en 2e het neerwerpen van den grond op de plaats van bestemming. Voor beide leent de schop zich uitstekend. Het blad van de .schop wordt in den grond gedrukt en met ééne beweging de aarde opgenomen en op de plaats van bestemming geworpen, waarbij, werkende met de schop met langen steel, de grond door geoefende gravers 4 M. ver en 3 M. hoog kan geworpen worden. Wordt gebruik gemaakt van de schop met korten steel, welke als uitrustingstuk door den man wordt gedragen, dan kan de grond bezwaarlijk verder dan 2.25 M. geworpen worden. Is de grond hard, dan wordt de voet op den rand gezet. Dit is zelfs voor inlanders zonder schoenen gemakkelijk uitvoerbaar, als de rand een weinig wordt omgelegd. Bij werken met de patjol wordt de grond eerst losgehakt en daarna verplaatst, hetzij met manden of ander gereedschap, het zij zoo de grond op den rand der ingraving neergeworpen kan worden en deze ondiep is met de patjol. Dit verplaatsen met de patjol is evenwel veel minder ver uitvoerbaar dan met de schop en is vrij lastig.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 337