324
toe over te gaan het pioniergereedschap als draagbaar gereed
schap te vervoeren. En hiertoe zullen we toch dienen te komen.
Wat voor ieder ander leger goed en noodzakelijk is bevonden
kan voor ons, onder dezelfde omstandigheden, niet af te keuren
zijn. Mocht men van oordeel zijn, dat onze infanterie hierdoor
te zwaar wordt belast, dan is dit al heel gemakkelijk te ver
helpen door voor de schopdragers het kapmes af te schaften.
Mij is het nooit duidelijk geweest of men in het kapmes een
wapen dan wel pioniergereedschap ziet. Men mag toch veron
derstellen, dat een infanterist als wapen aan een goed geweer
met bajonet genoeg heeft, indien hij in het gebruik van beide
zóó geoefend is als dat behoort. Alleen kan ik niet nalaten
hier een paar getallen te vermelden.
Ons geweer met bajonet is lang 1.54 M.,
het Nederlandsche id. 1.65
het Japansche M. 80 van 11 m.M. systeem Murata 1.87 M.,
idem M. 87 van 8 m.M. id. 1.545
en idem M. 97 van 6.5 m.M. systeem Arisaka 1.66
Deze getallen zijn, in verband met de vroeger wel verkon
digde meening, dat de bajonet eigenlijk uitgediend had en nog
alleen op het geweer geplaatst werd om den man bij het voor
waarts gaan een moreelen steun te geven, met het veelvuldig
handgemeen in den Russisch-Japanschen oorlog en met onze
bedekte terreinen, misschien het overdenken wel waard.
Wil men het kapmes onder het pioniergereedschap rekenen,
dan is het zeker ruim voldoende indien het door het een vierde
gedeelte der manschappen wordt medegevoerd, daar het zich
hoofdzakelijk alleen leent voor bamboewerk en het opruimen
van weinig weerstand biedende hindernissen.
Het pioniergereedschap, dat bij den gevechtstrein van het
bataljon in karren vervoerd wordt, zal het bataljon alleen kun
nen volgen zoolang de weg dit toelaat. Nu heeft Java naast
de groote wegen zeer veel kleinere, en ontelbare voetpaden.
Onze infanterie kan in het marcheeren door moeilijk terrein
goed geoefend genoemd worden. Deze geoefendheid is een
groot voordeel, dat een commandant die een doelmatig gebruik
weet te maken van de te zijner beschikking gestelde krachten
zich niet gaarne zal laten ontnemen ter wille van de karren