326 eigenlijke landbouwer zijne desa niet gaarne verlaat. Bovendien behoeft men in ons leger, waar de minimum diensttijd zes jaren is, er toch zeker niet tegen op te zien den soldaat iets te leeren. Daarom moet naar mijne meening geëischt worden, dat zoo wel de Europeaan als de inlander uitstekend geoefend zij. Dooi den invloed van vele factoren is het tot nog toe niet mogelijk geweest die geoefendheid zóó te doen zijn als ze behoorde te wezen. Dat evenwel de geoefendheid in het opwerpen van dek kingen zoo gering is, of zoo weinig is opgemerkt, dat daardoor het voordeel van de schop boven de patjol niet is gebleken, is niet bemoedigend. Edoch er waait thans in zoo menige richting een andere wind, laten we hopen dat dit ook aan de infanterie ten goede zal komen. v. M.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 342