342 Punt 323. „Drie passen" in den 5en regel der uitvoering moet zijn: „2 a 4 passen" (zie fig. YI blz. 28 en punt 319 uitv.) De laatste zin luidt„De andere compagnieën worden met een fiank- marsch achter de beide eerste geleid." Dit is uit de opstelling in massa niet mogelijk en moet dan geschieden door front- en flankmarsch (ver gelijk ook 324 opm.) Bovendien is de dubbelcolonne geen gevechtsvorm en zeer kwetsbaar; ik kan mij daarom geen geval denken dat men uit de colonnelinie tot de dubbelcolonne overgaat. Punt 326. De laatste alinea is niet duidelijk. Wil men nl. elke linie in haar geheel om een der vleugels als spil van directie laten verande ren, of in elke linie de compagnieën op zich zelf en daarbij c.q. de vleu gelcompagnieën van de zijde waarheen de directieverandering plaats heeft, de nieuwe voorste linie laten uitmaken Dit zal bovendien te veel van de gegeven omstandigheden afhangen en wel in de eerste plaats van de grootte van den hoek waaronder de verandering van richting moet geschieden. Ook zijn zeer goed omstandigheden te denken, waarbij het noodzakelijk is dat de liniën niet gelijktijdig maar achtereenvolgens en op dezelfde plaats van richting veranderen, bv. ten gevolge van den toestand van het terrein. Daarom zou het beter zijn deze alinea te doen vervallen. J. van Hasselt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 358