VRAGEN GESTELD BIJ HET SCHRIFTELIJK GEDEELTE
VAN HET TOELATINGSEXAMEN VOOR DEN
TOPOGRAPHISCHEN DIENST.
1905.
Stelkunde.
I. Bereken x uit:
(log x)2 4- 5 los 30 los 3 log x6 25 lo® 0
in 5 het grondtal van het logarithmenstelsel is.
3 x^ f~ 14 x 7
II. Splits de breuk 1in de som van drie andere,
r x (x 1) (x 4- 1)
die achtereenvolgens x, x 1 en x 4- 1 tot noemer hebben.
III. Van eene rekenkunstige reeks van den eersten rang, is de som
der 5 laatste termen 365, de som per 4 daaraan voorafgaande 220, en
de som der overige 275. Men vraagt den eersten term, het verschil en
het aantal termen.
(Arbeidtijd 2'/4 uur.)
Beschrijvende Meetkunde.
I. Uit een gegeven punt een loodlijn op een gegeven lijn neer te
laten en de lengte van die loodlijn te vinden.
II. Den standhoek van twee gegeven vlakken te eonstrueeren.
(Arbeidtijd 11 /4 uur.)
Meetkunde.
I. Een rechthoekigen driehoek te eonstrueeren als gegeven zijn: de
som der zijden om den eenen scherpen hoek en de som der zijden om
den anderen scherpen hoek.
II. Een cirkel te beschrijven, die een gegeven rechte lijn in een ge
geven punt en bovendien een gegeven cirkel raakt.
III. Een regelmatige vijfhoek te eonstrueeren, als de diagonaal gege
ven is (zonder van een graadboog gebruik te maken).
(Arbeidtijd 21 4 uur.)